Tot haar deportatie verbleef zij op Brinkgreven, Brinkgreverweg 248: (op foto: oude ingang Brinkgreven)
naam | geboren te | datum | overleden te | datum |
Bertha Jakobs (ook wel Jacobs) | Borne | 07-06-1893 | Sobibor | 23-04-1943 |
Bertha was ongehuwd en werd psychiatrisch verpleegd in Brinkgreven.
Haar naam wordt ook wel als "Jacobs" geschreven. Haar geboorte-akte is ondertekend door haar vader met "Jakobs", hetgeen voor ons bepalend is om de naam "Jakobs" te hanteren.
Haar ouders waren Joseph Jakobs (1852 Borne - 1908 Borne) en Friederike Miltenburg (1861 Laer).
Zij had twee zussen: Feije Frank-Jacobs (1891-1943) en Emma Sachs-Jacobs. De zussen hebben de oorlog ook niet overleefd.
Haar tante, Reintje Jakobs, overleden in 1932, was getrouwd met Hartog de Lange (1857-1942) en woonde ook met haar gezin in Deventer.
Bertha staat op een lijst als joodse bewoner in Brinkgreven op 22-11-1942. Ook hier wordt ze Jakobs genoemd.
Ook staat Bertha op een lijst van het gemeentebestuur van Deventer van joden die per 1-4-1943 naar Westerbork moesten, tesamen met andere patiënten van Brinkgreven.
Bertha verbleef in paviljoen Esquirol toen de politie haar kwam halen met de andere joodse patiënten op 13-4-1943. Zie rechts een gedeelte van het verslag (gemaakt door een onbekend persoon) van het ophalen van de patiënten op 13 april 1943.
Op 13 april 1943 kwam zij in Kamp Westerbork aan en met de eerstvolgende trein, op 20 april 1943, werd zij naar Sobibor gedeporteerd, waar zij drie dagen later is vergast.