(door Lex Rutgers)
De leden van dit gezin, die tot hun deportatie woonden aan de Brinkgreverweg 89 (nu nr. 97) waren:
naam | geboren te | datum | overleden te | datum |
Hermann Falkenstein | Emmerik (Duitsland) | 24-10-1883 | Sobibor | 02-07-1943 |
Henriette Falkenstein- Fuldauer | Dinslaken (Duitsland) | 12-04-1888 | Sobibor | 02-07-1943 |
Hier woonde vanaf 1937 het gezin van Julius Simon (1906-1989) en Lotte Falkenstein (1914-1995) en hun twee zonen Marcel (1935) en Reinold (1838). Julius Simon was directeur van de oliemaatschappij Twentol.
Vanaf 1941 woonden ook de ouders van Lotte, Hermann Falkenstein en Henriette Fuldauer bij hen in huis. Het echtpaar moest weg uit Vlissingen omdat hun woonomgeving tot “sperrgebiet” was verklaard. Daarvoor hadden ze al afstand moeten doen omdat ze Joods waren van hun damesconfectiezaak die ze in Vlissingen hadden opgezet.
Hermann was geboren in Emmerik Duitsland in 1883. Zijn vrouw Henriette (Henni) Fuldauer was geboren te Dinslaken, Duitsland, in 1888. Samen kregen ze drie kinderen; Hilde in 1911, Lotte in 1914 en Rolf in 1917.
Op de foto staan Hilde, Henni, Hermann en Lotte.
Hermann was in Duitsland eerst directeur van het warenhuis Kaufhaus Althoff te Recklinghausen en later van het warenhuis Karstadt. Hermann werd ontzet uit zijn functie in 1933. Hierna koopt hij een zaak in Dortmund, echter wordt hij gearresteerd en moet hij losgeld betalen als een soort van pesterij door de nazi’s.
In mei 1937 kwam het echtpaar Falkenstein aan vanuit Dortmund in Vlissingen, waar ze een damesconfectiezaak begonnen. Eind 1941 werden zij door de bezetter gedwongen hun winkel te sluiten. Op de foto rechts het naaiatelier in Vlissingen, waar Henni en Hermann voor het raam staan. Als statenlozen vertrokken zij naar Deventer waar hun dochter Lotte woonde met haar gezin. Ook de ouders van hun schoonzoon Julius Simon woonden daar bij in vanaf 1941.
Het echtpaar Falkenstein kreeg op 27 maart 1942 een oproep om zich te melden voor emigratie. Daarna besloten ze om onder te duiken. Echter in juni 1943 werd hun onderduikadres verraden aan de Gestapo door een medewerker van het Kaufhaus Althoff in Recklinghausen die op de hoogte was van hun adres. Ook de moeder van hun schoonzoon Julius, Ida Simon-Hirsch, was samen met echtpaar Falkenstein daar ondergedoken en verraden.
Op 18 juni 1943 is het echtpaar Falkenstein met Ida Simon-Hirsch aangekomen in kamp Westerbork. Ze werden in barak 67 geplaatst; dit was de strafbarak waar verraden onderduikers moesten verblijven tot hun deportatie. Bijna 2 weken later, op 29 juni 1943 werden ze naar Sobibor getransporteerd waar ze drie dagen later, op 2 juli 1943, bij aankomst direct vergast zijn.
De oudste dochter van Hermann en Henni Falkenstein, Hilde, is vertrokken naar Zuid-Afrika in 1936, daar getrouwd en kreeg een zoon Peter. Ze is daar overleden in 1944 aan een heftige griep. Hun tweede dochter, Lieselotte (Lotte), is getrouwd in 1934 met Julius Simon uit Arnhem. Zij woonden vanaf 1937 in Deventer. Het gezin heeft de oorlog overleefd. Het echtpaar Simon was intensief betrokken bij het verzet in Deventer. Julius is in 1989 in Wassenaar overleden en Lotte in 1995.
Hun zoon Rolf vertrok in 1936 naar Zwitserland en ging in 1940 naar de USA. Eerst werkte hij daar op een kippenboerderij, ging het leger in en werd Amerikaans staatsburger. Hij heeft ook gewerkt als vertaler op het Nürnberger proces. Later werd hij bedrijfsleider van een schoenzaak. Rolf is getrouwd in juni 1942 met Myrtice Casteel. Zij kregen drie kinderen: Ralph, Danny en Hilde. Rolf is overleden in 1992 in de USA.
Een zus van Hermann, Eleonore Mozes-Falkenstein (1878-1981), woonde met haar man Victor Mozes (1875-1953) in Amsterdam. Ze zijn ondergedoken in Deventer en daar ook bevrijd. Daarna gingen ze met hun zoon weer in Amsterdam wonen..
© Etty Hillesum Centrum/Lex Rutgers