Everdina de Leeuw

(door Ineke Bannink en Lex Rutgers)

Tot haar deportatie woonde zij in de woning aan de Walstraat 25, voorheen nummer B 23a

Everdina is de oudste dochter van het gezin van Izak de Leeuw en Kaatje van Engel.
Izak en Kaatje kregen 5 kinderen, van wie alleen de jongste zoon Henri de oorlog heeft overleefd.
Ze woonden in s’ Graveland, waar de vader van Izak manufacturier was. Ook het ouderlijk gezin van Kaatje woonde in ’s Graveland.

Izak en Kaatje zijn in 1890 getrouwd, Izak was 46 jaar en Kaatje 26.
Op 15 december 1892 werd Everdina geboren en na haar kwamen Max, Saartje, Betsie en Henri.

Ook Izak is (net als zijn vader) in ’s Graveland begonnen met manufacturen, maar was ook koopman in goud en zilver en rond 1883 staat hij vermeld als slager.

Na het overlijden van zijn vrouw  Kaatje, in 1912, vertrok Izak uit ’s Graveland, naar Deventer, waar zijn schoonfamilie woonde. Izak werd ritueel slachter van kippen (sjouchet). Hij deed dit werk onder een afdakje op de plaats achter de synagoge.

Aan de overkant bij hun huis in de Bergschild, had vader Izak met zoon Max een grote schuur, waar zij kippen hielden voor de slacht.

Over Everdina is niet veel bekend. Everdina is huishoudster geworden en kwam december 1932 uit Arnhem naar Deventer, waar ze bij haar familie in de Bergschild ging wonen.

Vanaf 1942 woonde zij op de Walstraat 23 a (wat nu Walstraat no 25 is), waar ze inwoonde bij de weduwe Frouwke Hollander-Hoogstraal; dit was de moeder van de beroemde radioverslaggever Han Hollander die ook in de Walstraat is geboren. Frouwke overleed op 12 januari 1943 in Deventer.

Na het overlijden van Frouwke kwam Everdina op 15 januari 1943 aan in kamp Westerbork. Op 29 januari ging ze op transport naar Auschwitz, waar ze bij aankomst op 1 februari direct is vergast.

© Etty Hillesum Centrum/Lex Rutgers