Pand klein(door Jan Schukkink)

De leden van deze familie, die tot hun deportatie woonden aan de Pikeursbaan 58 (nu nr. 66) waren:

naam geboren te datum overleden te datum
 Rudolf (Ruud) Bos Deventer 16-12-1904 Sobibor 09-07-1943
Elisa (Liesje) Bos- Goedhard Enschede 31-01-1903 Sobibor 09-07-1943
Jacob (Japie) Bos Deventer 20-08-1931 Sobibor 09-07-1943
Reina Bos Deventer 16-12-1931 Sobibor 09-07-1943
Mina Frommet Bos- Ehrenreich Wierden 16-12-1865 Auschwitz 10-09-1943
Lena Bos Wierden 20-10-1897 Sobibor 11-06-1943
Sophia (Fie) Bos Deventer 27-01-1900 Sobobor 02-07-1943


De familie Bos
Mina Fromet Bos op tandem 2De ouders van Rudolf waren Jacob Bos (in 1870 in Wageningen geboren) en Mina Frommet Ehrenreich (in 1865 in Wierden geboren), op de foto rechts op de fiets.
Zij trouwden in 1894 en kregen acht kinderen. In 1899 verhuisde het echtpaar met de oudste kinderen Joseph(1895) en Lena (1897) naar de Walstraat in Deventer. Hier werden geboren: Sophia (Fie - 1900), Louise (Wies – 1901), Henriette (Jet – 1903), Rudolf (Ruud – 1904), Carel (1906) en Frederika (Riek – 1910).

Jacob was koopman, onder anderen in lompen. Afgedankte kleding van patiënten uit het joods psychiatrische ziekenhuis  "Het Apeldoornse Bos" werden door Jacob verhandeld. Rond 1920 woonde het gezin in een klein, oud en wat vervallen pand aan de Walstraat. De woonkamer was aan de achterkant van het gebouw en de winkel was aan de voorzijde. Het gezin leefde orthodox: een buurjongen ontstak de lichten op sabbat.

Broers Bos werkten samen
ruud en sophia bosRuud trouwde in 1930 met Elisa Goedhard, beide op foto hiernaast. Ze woonden aan de Pikeursbaan waar hun beide kinderen, Japie en Reina werden geboren. Ruud was niet al te lang, stevig gebouwd en sterk; hij stond bekend om zijn fraaie donkerblonde krullen. Met zijn flamboyante karakter liet hij snel merken wanneer hem iets niet beviel.
Hij werkte samen met zijn iets jongere broer Carel die met zijn gezin aan de Walstraat woonde, om de hoek met de Pikeursbaan. Carel was getrouwd met Eva Goedhard, de iets oudere zuster van Elisa Goedhard, de vrouw van Ruud. Ze kregen vier kinderen: Jacob (Sjakie – 1934), Mina Frommet (Eva – 1935), Louis Meijer (Jos – 1937) en Elisa Reina (Ellie – 1939).
Het werk van Ruud en Carel bestond uit de verhuur van kramen op de markt op de Brink van vrijdag en zaterdag. Met lange platte karren werden de kramen vanuit en naar opslagruimten in de Walstraat en Golstraat gebracht. In de gemeentelijke vergunning die ze daarvoor in 1923 kregen, wordt vermeld dat ze "vrijdagsochtends om 3 uur aan konden vangen met het plaatsen van kraampjes en stalletjes op de daarvoor aangegeven plaatsen, onder voorwaarde dat dit geschiedt zonder geraas te maken zodat de omwonenden niet in hun nachtrust worden gestoord". Tussendoor handelden ze in ongeregelde koopwaar, variërend van kopjes en borden tot borstels en stoffers. Deze handel hadden ze op markten in de omgeving van Deventer. De koopwaar werd vervoerd met paard en wagen. In de loop van de dertiger jaren liepen de verdiensten terug. Begin 1939 vroeg Ruud vermindering aan van de kerkbelasting die hij niet langer kon opbrengen.
Elisa Goedhard werd in juli 1942 benoemd tot ambtenaar bij het begrafeniswezen van de joodse gemeente in Deventer.  Door deze benoeming kreeg ze een ‘Sperre’ waardoor het risico van deportatie op dat moment kleiner werd.


Het lot van broers en zusters Bos

Sophia (Fie) was een levenslustige, stevig gebouwde jonge vrouw die in 1920 haar akte onderwijzeres Lager Onderwijs haalde. Een jaar later begon ze aan de Openbare Lagere School in Lettele en tien jaar later aan de dorpsschool in Diepenveen. Ze was hier zeer gezien. Ze kon de kinderen die naar de lagere school gingen en daardoor langdurig van huis waren, goed op hun gemak stellen: "Juffrouw Bos was heel lief en rustig. Als boerenkind was je nauwelijks van huis geweest voor je naar school ging". Sophia was reislustig, bezocht meerdere Europese landen en stuurde kaartjes naar huis. Eens kreeg ze verkering en was ze verloofd, maar de verloving kon haar niet blijven boeien en het raakte uit.
Dat Fie zich bewust was van de ernst van de situatie voor joden blijkt uit een gedicht dat ze schreef in april 1942 in het poëziealbum van Felice Polak:

poeziealbum Felice Polak Reina Bos"Dit versje heb ik geschreven
In tijden van gevaar
Toen de oorlogsfakkel woedde
En ruw geweld was daar.
Dat spoedig toch de vrede kome
De helse oorlogsjacht bedaart
en vrede en vriendschap wonen
Ja, eeuwig hier op aard!"

Onder druk van de Duitse bezetter werd Fie in oktober 1940 ontslagen in Diepenveen; Burgemeester en Wethouders van Deventer namen niet de moeite haar naam te noemen in het kille besluit. De Nederlandse overheid was tijdens de eerste twee jaren van de bezetting in het algemeen meewerkend met de bezetter. Er was weinig weerstand bij het openbaar bestuur, openbaar vervoer en de politie. Verzet kwam incidenteel voor. Een jaar later kon ze aan de slag op de speciale joodse lagere school in de Assenstraat. Ook deze maatregel was onderdeel van het beleid van de bezetter om de joodse bevolking zoveel mogelijk te isoleren. In haar sollicitatiebrief van september 1941 benadrukte ze het feit dat haar moeder Mina Frommet die op leeftijd was en oudste zuster Lena afhankelijk waren van haar inkomen. Haar moeder was praktisch blind en suikerpatiënt. Leentje was kwetsbaar en op hulp aangewezen. Ze werd al eens in een zorginstelling opgenomen. Fie vreesde overplaatsing naar een andere gemeente waardoor de zorg voor moeder en zuster zou wegvallen. Zelfbewust als ze was, begon ze de brief met de opmerking dat de burgemeester niet bereid bleek haar in het gemeentehuis te ontvangen. De joodse school werd in september 1942 gesloten. Er waren nauwelijks leerlingen meer. Van de 59 kinderen die er waren begonnen, restte na één jaar nog slechts een handvol. De gezinnen waren weggevoerd.
Uit de sollicitatiebrief maken we op dat Sophia, haar moeder en zuster Lena vanaf 1941 aan de Pikeursbaan woonden.

Hun oudste broer Joseph was handelaar, zowel in vlees als goederen. Hij trouwde in Arnhem met Elisabeth Kruijer; zij kregen twee zoons, Jacob (1924) en Lammert (1926). Ze woonden vanaf 1925 aan de Rozengaarderweg in Deventer.

Wies, de in 1901 geboren zuster, trouwde met Levie de Leeuw. Hij was de eigenaar van de koosjere bakkerij aan de Nieuwstraat. Ze woonden met hun beide kinderen, Jetje (1930), vernoemd naar haar tante Henriette en Jacob (Japie – 1933), boven de bakkerij.

Zuster Henriette trouwde in 1930 in Deventer met David Polak. Hij had samen met zijn vader een uitdragerij in de Papenstraat. Henriette overleed echter enkele maanden nadat het huwelijk was gesloten.

De jongste zus Riek was vaak ziek. Ze overleed op 12-jarige leeftijd in een kliniek in Utrecht.

Ondergang van de familie Bos
De levensomstandigheden voor de gezinnen Bos werden onder de toenemende druk van de anti-joodse maatregelen steeds nijpender.
Het gezin van Ruud en Elisa Bos – Goedhard, samen met grootmoeder Mina Frommet en Sophie werd in januari 1943 gedwongen te verhuizen naar Amsterdam. Hier woonden ze in een huis waar de vorige joodse bewoners al waren weggehaald en gedeporteerd naar Westerbork. Concentratie van gezinnen in bepaalde wijken was onderdeel van de deportatieorganisatie; het maakte razzia’s door de bezetter en zijn handlangers eenvoudiger.  In juni 1943 moesten ze naar Westerbork. Van hieruit ging Sophia op 2 juli 1943 naar Sobibor waar ze drie dagen later bij aankomst direct werd vergast.
JapieReina Bos
Een week later zaten Rudolf, Elisa en hun beide kinderen Japie en Reina (beide op de foto hiernaast) in de trein naar Sobibor waar ze direct na aankomst werden vergast. 40. Lena Bos 1924Oma Mina Frommet trof twee maanden later hetzelfde lot in Auschwitz. Wellicht werd zij vanwege haar slechte gezondheid nog enige tijd opgenomen in het ziekenhuis van Westerbork. Ze mocht eerst herstellen voordat ze naar het vernietigingskamp werd gestuurd.

Leentje (rechts op de foto omstreeks 1924) werd in januari 1943 opgenomen in het joodse ziekenhuisje aan de Sandrasteeg. Doktersattesten hadden onderstreept dat haar conditie te slecht was om vervoerd te kunnen worden. Dit nam niet weg dat ze in april 1943 naar kamp Vught werd vervoerd en twee maanden later via kamp Westerbork naar Sobibor ging om daar direct na aankomst te worden vergast.


Carel Bos en Eva Bos - Goedhard en hun vier kinderen werden op 18 november 1942 door de Deventer politie gearresteerd; dit lot trof meerdere gezinnen op die dag. Ongeveer een week na hun aankomst in Westerbork werden moeder Eva en de kinderen Jacob, Mina Frommet, Louis Meijer en Elisa Reina naar Auschwitz gestuurd waar ze op 27 november om kwamen in de gaskamer. Carel werd waarschijnlijk voordat de trein aankwam in Auschwitz, in het plaatsje Cösel, samen met zo’n 70 andere mannen uit de trein gehaald om in diverse werkkampen als dwangarbeider te werken. Anderhalf jaar later bezweek hij ergens in Midden-Europa aan de gevolgen van mishandeling, uitputting en honger. Zo werd de jodenvervolging wel omschreven: "eerst nemen we hun bezittingen af, dan hun werkkracht en tenslotte hun leven".

Joseph Bos moest in augustus 1942 naar Vledder, een werkkamp voor werkloze joodse mannen. Begin oktober werd dit kamp opgeheven en werd Joseph op transport gesteld naar Westerbork. Tegelijkertijd werden zijn vrouw en beide zoons bij een razzia opgepakt en eveneens naar Westerbork gestuurd. Dit lot trof duizenden joodse gezinnen. De meeste werkkampen in Nederland werden begin oktober 1942 opgeheven en de mannen werden met de toezegging  dat ze met hun gezinnen in Westerbork zouden worden herenigd, naar dit kamp gestuurd. De vrouwen en kinderen van deze tewerkgestelde mannen werden in heel Nederland opgepakt met dezelfde "belofte". Hun adressen waren bij de organisatie voor de opvang van werklozen bekend. Zodoende zaten er begin oktober duizenden mensen in Westerbork en was het kamp overvol, waardoor transport naar de werk- en vernietigingskampen in een hogere versnelling stond.
De hereniging van het gezin Bos was van korte duur. Een week later werden Joseph, Elisabeth, Jacob en Lammert naar Auschwitz gestuurd. Elisabeth werd op 12 oktober vergast. Joseph en zijn beide zoons werden naar één van de werkkampen van Auschwitz gestuurd en kwamen daar eind januari 1943 om het leven.

Ook met het gezin van Wies de Leeuw – Bos liep het slecht af. Ze zaten in de buurt van hun bakkerij aan de Nieuwstraat ondergedoken. Het verhaal gaat dat dochter Jetje door een voorbijganger werd gezien toen ze voor het raam stond. Het gezin werd verraden en op 21 november 1943 gearresteerd door landwachters, een organisatie die voornamelijk bestond uit NSB-ers. Wies, haar man Louis en hun kinderen Jetje en Jacob werden naar kamp Vught gestuurd en van daaruit naar een strafbarak, ingericht voor ondergedoken joden, in Westerbork. Op 8 januari 1944 zat het gezin in de trein naar Auschwitz waar Wies, Jetje en Jacob drie dagen later werden vergast. Louis werd naar een werkkamp gestuurd waar hij vier maanden later bezweek.

De oorlog en bezetting hebben de familie Bos zwaar getroffen; 21 personen zijn omgekomen. Zeven kinderen van de familie staan op een foto die in september 1942 is gemaakt achter de synagoge in Deventer.
Deze foto is in 1998 ontdekt.

© Etty Hillesum Centrum/Lex Rutgers