De leden van dit gezin, dat tot hun deportatie woonde aan de Nieuwstraat 49 (nu nr. 50) waren:GezinNoachkl

naam geboren te datum overleden te datum
Samuel (Sam) Noach Deventer 06-07-1882 Auschwitz 26-10-1942
Betje Noach- van Gelder Dordrecht 18-07-1884 Auschwitz 06-09-1944
Sophia de Leeuw- Noach Zutphen 07-02-1920 Sobibor 07-05-1943

Sam Noach is 23 maart 1906 in Leeuwarden getrouwd met Béla Velleman en samen kregen ze 3 kinderen. Behalve Sophia waren dit nog: Abraham (Bram) geboren te Zutphen op 31 januari 1908 en Clara  geboren te Zutphen op 24 december 1912. 

Nadat Béla stierf in 1927 is Sam op 15 januari 1928 voor de tweede keer getrouwd en wel met Betje van Gelder; zij was hun huishoudster.
(Op de foto hiernaast: Sam, Betje, en kinderen Bram, Clara en Sophia).

VoordewinkelklSam Noach was oorspronkelijk van de Zutphense Noachtak Abraham Salomon Noach.  Van de 7 zonen (uit 12 kinderen) van Abraham Noach hadden er 3 een winkel; in Zutphen David Abraham Noach met "De Goedkope Hoek", in Apeldoorn was dat Simon Abraham Noach met "Goedkoope Simon en in Deventer Sam Noach met "Goedkoope Sam" en later "De Man van Deventer".
Op zijn elfde is Sam van school gegaan en ging werken als zakjesplakker in Zutphen. Maar al snel trok hij als veertienjarige jongen in loondienst naar markten in Apeldoorn, Doetinchem en Deventer om er textielwaren voor zijn baas te verkopen. Op zijn  achttiende jaar besloot hij voor zich zelf zaken te gaan doen en begon zijn textielhandel onder de naam "Goedkoope Sam". In 1923 verliet hij Zutphen en vestigde hij zich als winkelier en marktkoopman in Deventer. De eerste winkel was aan de Hofstraat 5 en daarna aan de Nieuwstraat 69. In 1931 verplaatste hij zijn manufacturen naar de Nieuwstraat 49 en opende hier zijn winkelpaleis "De Man van Deventer". (Zie foto links met Sam en familie en personeel voor zijn "winkelpaleis" Nieuwstraat 49, nu 50).
HierbenikweerklDoor zijn geweldig koopmanschap en door het vele adverteren in kranten heeft Sam een enorme bekendheid gekregen, ook buiten Deventer. In al zijn advertenties maakt hij zijn eigen persoon en winkel onderdeel van grote politieke, maatschappelijke en sportieve gebeurtenissen, waardoor hij ook een landelijke reputatie opbouwt. Beroemd werd hij met zijn "Vlaamsche Kloosterlinnen" en zijn "Huishoudkoffer" met een complete linnenset vond vooral in het Westen van Nederland gretig aftrek. 

Op 15 november 1941 heeft het Textielbureau in opdracht van de Duitse bezetters de winkel en onderneming van Sam gesloten. De winkel wordt in het kader van allerlei maatregelen van de jodenvervolging zogenaamd geliquideerd en een bewindvoerder moet het onroerend goed en winkelinventaris verkopen. De opbrengst wordt gestort op rekening van de beruchte LIRO-bank; geld waar Sam zelf niet over kan beschikken. Vanaf die tijd heeft het gezin geen inkomen meer en werd al het personeel ontslagen. Als één van vele werkloze joodse mannen krijgt ook Sam een oproep van het Gewestelijk Arbeidsbureau in Deventer om zich te laten keuren voor andere werkzaamheden in werkkampen. Sam wordt bij de eerste keuring afgekeurd voor zware arbeid, maar bij de herkeuring door een NSB-arts wordt Sam goedgekeurd. StamkaartklOp zijn stamkaart heeft de arts gezet: "Is veel te vet, moet nodig kampdieet hebben". (Zie foto links met notitie rechtsboven op zijn stamkaart.)
Daarna vertrok Sam met 26 andere Joodse mannen naar het Werkkamp De Wittebrink in Hummelo. Diverse foto's, die in 2009 in het Deventer Stadsarchief gevonden zijn, tonen Sam en Betje op de vooravond van het vertrek naar Hummelo. (Zie foto rechtsonder, in de deuropening van de bovenwoning naar terras).
Dat op het label van Sam zijn koffer nummer 27 (= de laatste van deze groep mannen) staat, wijst erop dat Sam lang heeft nagedacht om onder te duiken. Iedereen drong er bij hem op aan, zijn kinderen, de nonnen van het ziekenhuis aan de overkant. Zelfs heeft hij het aanbod van een NSB'er gekregen om bij hun onder te duiken; een veiligere plek was er niet, maar Sam heeft het niet gedaan. Sam was eigenlijk iemand, die niet kon verdwijnen; hij was zo bekend en stond altijd in het middelpunt van de belangstelling. De dwangarbeiders uit het Werkkamp De Wittebrink, werden gelijk met degenen in de andere 39 kampen omstreeks 2 tot 5 oktober 1942 weggevoerd naar kamp Westerbork. Op 23 oktober 1942 wordt Sam deporteerd naar Auschwitz, waar hij op 26 oktober 1942 vermoord werd.SamenBetje
Betje is na het afvoeren van Sam waarschijnlijk ondergedoken; zij arriveert 23 juni 1944 in kamp Westerbork en komt terecht in barak 67, één van de strafbarakken. In de regel gaan de gevangenen van deze barak direct na aankomst op transport. Dat Betje pas op 3 september 1944 op transport gaat, heeft waarschijnlijk met haar gezondheid te maken. Want ze wordt getransporteerd vanuit barak 87, één van de ziekenhuisbarakken. Drie dagen later op 6 september 1944 is Betje overleden in Auschwitz.
De jongste dochter Sophie is ondergedoken op een boerderij in Gorssel. Volgens zeggen heeft zij zichzelf aangemeld en komt 30 april 1943 aan in kamp Westerbork en komt ook terecht in strafbarak 67. In het kamp trouwt Sophie op 3 mei 1943 met Alfred de Leeuw uit Hengelo. Ook Alfred zit met zijn moeder en zus sinds 30 april in barak 67. Allen gaan op 4 mei 1943 op transport naar Sobibor, waar ze 7 mei 1943 overlijden.

De ondergedoken zoon van Sam Noach Bram wordt met diens vrouw Sophia Sara Wolf verraden en opgepakt. Op 21 augustus 1944 komen ze terecht in de strafbarak 67 en vertrekken tegelijk met Betje op 3 september 1944 naar Auschwitz. Bram wordt als enige van de familie naar het werkkamp Stutthof bij Dantzig overgebracht waar hij 21 december 1944 overleden is aan een hartaanaanval. Sophia Sara Noach-Wolf is 30 september 1944 overleden in Auschwitz. De beide kinderen, Johnny en Belia van Bram en Sophia zijn ondergedoken en hebben de oorlog overleefd.
Ook Sam's oudste dochter Clara met haar man Charles van Biene weten door onderduik uit handen van de Duitsers te blijven en hebben na de oorlog de beide kinderen van broer Bram als pleegkind opgenomen.
 
Na de oorlog lopen Charles en Clara van Biene-Noach tegen schrijnende situaties aan. Bij terugkeer van het onderduikadres kunnen ze in eerste instantie niet in de woning en winkel aan de Nieuwstraat 49 terecht, die door derden bezet zijn. Ook krijgen ze te maken met een aantal slepende en frusterende procedures om hun zaak weer geopend te krijgen. Pas op 4 oktober 1945 kan de helft van het winkelpand  herstart worden met de ingang tijdelijk aan de Kuiperstraat 2. Eind 1950 vertrekken Charles en Clara plotseling als gevolg van de Koreaanse oorlog naar Australië, waarna de winkel wordt overgenomen door Het Rotterdamsche Lingeriehuis onder de vertrouwde naam "De Man van Deventer". Pas in 1969 wordt de winkel gesloten. Daarmee verdwijnt tevens "De Man van Deventer": 27 jaar na zijn dood in Auschwitz. 


img138De man die niet verdwijnen kon
De geschiedenis van Sam Noach en zijn beroemde Kloosterlinnen 
het boek kost € 15,= en is verkrijgbaar in het Etty Hillesum Centrum of te bestellen bij Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

Op de website van het Etty Hillesum Centrum is een verhaal van Sam de Visser, schrijver van het boek, te vinden over "De Man van Deventer".
Op de website van de SIED is meer te vinden over de muurrestauratie en over de openingspresentatie van muur en boek.
In het Etty Hillesum Centrum is alle belangrijke documentatie en fotomateriaal (totaal 12 mappen inclusief een kopie van het plakboek van Leo van Biene) gearchiveerd en in te kijken. Graag dan wel eerst een afspraak maken met het EHC.