door Lex Rutgers
Julius Louis (Jules) Kan (15-6-1900 Amsterdam; 2-5-1994 Amsterdam) heeft van 1943 tot de bevrijding ondergedoken gezeten bij familie Koster op de Kolkweg in Deventer.
In het laatste oorlogsjaar heeft hij het illegale blad “Het Vrije Woord” uitgegeven. Hij luisterde illegaal naar de radio en typte vervolgens uit wat hij hoorde. Daarna werd het blad gestencild en verspreid door de ondergrondse.
Jules Kan woonde voor zijn onderduik met zijn gezin in Amsterdam waar hij handelsagent was. Jules is in 1929 getrouwd met Ella de Haas (30-10-1901 Den Haag; 19-10-1942 Auschwitz). Zij hadden een zoon Alex, op foto rechts (1-6-1930 Amsterdam; 2-7-1943 Sobibor). Ella werd opgepakt in oktober 1942. Alex verbleef o.a. in Apeldoorn onder de naam Frank Lodeizen. Alex werd opgepakt in juni 1943 op het station Apeldoorn toen hij onderweg was naar zijn vader in Deventer om zijn verjaardag te vieren. Hij werd naar de Euterpestraat in Amsterdam gebracht en daar kwam men er achter dat hij joods was. Een week later werd hij doorgestuurd vanuit Westerbork naar Sobibor waar hij bij aankomst is vermoord.
Jules Kan kon vanuit Amsterdam begin 1943 in Apeldoorn onderduiken. Vanaf april 1943 kon hij onderduiken bij het gezin Koster in Deventer; Willem Koster en Gerrigje van Laar met hun acht kinderen op de Kolkweg 27A. Een paar maanden later, in de zomer, kwamen daar ook de joodse kinderen Leni Bollegraaf (4 jr) en Bernard (3 jr) bij. Het gezin Koster deed ook verzetswerk. Op de foto hieronder Bernard en Leny Bollegraaf op de Beestenmarkt in het jaar 1945.
Als Jules weg moest duiken bij gevaar, kroop hij op het schuine dak en kon het luikje sluiten. Onder het bed van de twee zonen Koster stond een radio, waar Jules veel naar luisterde en typte berichten voor de Ondergrondse.
In december 1943 speelde Jules sinterklaas en Hans Koster was zwarte piet.
In sept 1944 dreigde een bombardement op het NS-station. Jules en de kinderen Bollegraaf zijn toen enkele weken naar boer Groot Lipman in Lettele gebracht waar ze in de stal sliepen. Toen het winter werd keerden ze weer terug naar Koster.
Er was altijd genoeg te eten, anders ruilde vader Koster (die werkte bij textielgroothandel Fa. Adelaar) wol van de textielgroothandel tegen eten.
Jules heeft in het laatste oorlogsjaar het illegale blad “Het Vrije Woord” uitgegeven, gestencild op gekregen papier van Kluwer.
Bij de bevrijding van Deventer op 10 april 1945 werden ook Jules en de kinderen Bollegraaf bevrijd. Helaas heeft Antoon Koster zijn verzetsdaden met zijn leven moeten bekopen. Op de foto links het echtpaar Koster met een portret van hun zoon Antoon.
Jules moest verder zonder zijn vrouw en zoon en andere familie.
Jules is in 1947 te Amsterdam opnieuw getrouwd met Bertha Elisabeth Joëls (27-8-1919 Utrecht) en kreeg een zoon Alex Freddy (Lex) (geboren in 1948).
In 2022 heeft Lex Kan de bladen van “Het Vrije Woord” geschonken aan het Etty Hillesum Centrum. Voor wie belangstelling heeft, zijn deze daar te bekijken.
© Lex Rutgers/Etty Hillesum Centrum
Bronnen:
“de Ondergrondse, Illegaliteit in Overijssel 1940-1945”, Coen Hilbrink 1998; www.onderduikhuizenvoorjodenindeventer.nl
The Encyclopedia of the Righteous Among the Nations, Rescuers of Jews during the Holocaust. The Netherlands, Yad Vashem, Jerusalem 2004
Etty Hillesum Centrum, 6 mei 2022
Dit is een website, die een overzicht geeft van de panden waarin zich in Deventer tijdens de bezettingsjaren 1942-1945 de joodse onderduik heeft afgespeeld.
Ook in Deventer doken een aantal Joodse mensen onder. Ze kwamen uit onze stad maar ook wel van elders uit het land. Waar in Deventer vonden zij onderdak en welke niet-joodse mensen riskeerden hun leven door hen te verbergen?
In deze site wordt gepoogd daarop een antwoord te geven. Daarbij komt zijdelings ter sprake hoe zij verzorgd werden en wat er voor hen geregeld werd als zij bij een overval moesten vluchten en dus snel een nieuw onderduikadres nodig hadden.
Klik hier om de website te bekijken.
Door onderzoek te doen komen er nog steeds weer nieuwe onderduikhuizen bij.
Mocht u over (nieuwe) informatie beschikken of contact willen opnemen, mail dan naar de website beheerder Otto van Huffelen.
door Otto van Huffelen
Werkkampen
Naast de bekende nazi-kampen Westerbork, Vught en Amersfoort bestonden in de 2e Wereldoorlog ook andere kampen.
Ruim 40 zogenaamde werkkampen, ook wel Jodenkampen genoemd, werden door de Duitsers ingesteld. Al deze werkkampen waren in dunbevolkte gebieden als Hummelo, Lievelde, Diever, Orvelte enz., zodat de bevolking er weinig weet van kon hebben. Op de foto werkkamp "De Wittenbrink in Hummelo (bron: Kronyck).
Voor de oorlog waren dit zogenaamde "werkverruimingskampen". In deze kampen verbleven werkloze Nederlanders, die in de crisistijd werkverschaffend werk verrichtten, zoals ontginning gronden, kappen van bomen enz.
In de oorlog werden deze werkkampen door de bezetter ingezet om joodse mannen te plaatsen en te laten werken.
Eén van de Nazi-maatregelen was om de joodse mannen uit het economisch leven te weren; veel joodse mannen kregen ontslag, joodse bedrijven en winkels werden geliquideerd. De hierdoor werkloos geworden joodse mannen moesten door de Gewestelijke Arbeidsbureaus (onder dwang van de Nazi's) gekeurd worden. Veel Nederlandse keuringsartsen zorgden er voor dat veel joodse mannen afgekeurd of gedeeltelijk ongeschikt werden verklaard om te werken.
Ingevolge maatregelen van de bezetter volgde dan een herkeuring door een Duitse of NSB arts en alle joodse mannen werden dan prompt goedgekeurd en kregen dan een aanzegging om naar een werkkamp te gaan. Rechts de keuringskaart van Sam Noach; op 25 juli 1942 is hij voor 50% afgekeurd en op 19 augustus 1942 vond een herkeuring plaats. Rechtsboven op de kaart de akelige aantekening van de herkeuringsarts: "Is veel te vet. Moet nodig op kampdieet". En daarna moest Sam Noach naar het werkkamp vertrekken.
De eerste joodse mannen werden vanaf begin 1942 in de werkkampen te werkgesteld en eind augsutus 1942 zijn alle ruim 40 kampen bevolkt door joodse dwangarbeiders uit geheel Nederland. In eerste instantie stonden de werkkampen nog onder Nederlandse leiding van de Rijksdienst voor de Werkverruiming. Na korte tijd werd echter het regiem in de werkkampen gewijzigd. De Nederlandse leiders werden vervangen door zogenaamde kampbewaarders die een grimmig regiem uitvoerden, waardoor het voor de joodse mannen steeds zwaarder werd.
Het eten werd kariger, het werk werd zwaarder en het postverkeer kwam onder controle te staan.
De Rijksdienst kan bij de gemeente voor elke gehuistveste joodse persoon per dag 1 gulden declaren. In het archief van HCO, vestiging Deventer vinden we een declaratie van de huisvestingskosten van de Rijksdienst voor de Werkverruiming aan de gemeente Deventer van 16 maart 1943. Op dat moment waren de meeste joodse mannen al vermoord. De bureaucratie blijft dus gewoon in stand. Uit de brief blijkt eveneens dat in de administraties van de werkkampen geen namen van de joodse mannen werden geregistreerd; alleen de aantallen volstonden.
Voor werkkamp Lievelde kwam een declaratie voor 8 mannen, terwijl volgens onze gegevens er 12 mannen verbleven.
Het uiteindelijk plan van de Nazi's was om alle joodse mannen, die in de werkkampen zaten in één keer over te brengen naar Westerbork met verdere bestemming richting de concentratiekampen.
De gezinsleden werd gevraagd zich bij de joodse mannen te melden, zodat allen zich in Westerbork konden herenigen. In de nacht van 2 en 3 oktober 1942 (tijdens Jom Kippoer, de belangrijkste dag van het joodse jaar) werden alle joodse dwangarbeiders uit de werkkampen gedeporteerd naar Westerbork. Tegelijkertijd werden gezinsleden vrijwillig of via razzia's overgebracht naar Westerbork. Omstreeks 10.000 joodse personen kwamen ineens aan in Westerbork, waardoor Westerbork compleet overbevolkt raakte.
Links een briefkaart van 3 oktober 1942 van Philip van Praag, die in werkkamp "De Wittenbrink" te Hummelo verbleef; hij schrijft over de deportatie van alle joodse mannen vanuit het werkkamp naar een ander kamp, i.c. Kamp Westerbork. Vermoedelijk gingen ze te voet van werkkamp Hummelo naar Laag Keppel en met het trammetje van Laag Keppel naar Dieren en vandaar per trein verder naar Westerbork.
Ook in Deventer werden veel joodse mannen in de werkkampen te werkgesteld. Volgens één van de declaratiebrieven van de Rijksdienst voor Werkverruiming gaat het om 46 joodse mannen in de navolgende werkkampen:
Werkkamp Lievelde Lichtenvoorde : 12 joodse mannen
Werkkamp Molengoot Hardenberg : 1 joodse man
Werkkamp Vledder : 6 joodse mannen
Werkkamp De Wittenbrink Hummelo: 27 joodse mannnen
Deportaties
Slechts één van deze 46 joodse mannen heeft de oorlog overleefd, namelijk Simon van Kreveld. Hij zat in werkkamp "De Wittenbrink" en komt niet voor op de lijst van Kamp Westerbork. Naar alle waarschijnlijkheid moet hij na het vertrek uit het werkkamp onderweg de groep van 27 mannen verlaten hebben en daarna ondergedoken zijn en uit handen van de bezetter weten te blijven.
Het lot van de Deventer joodse mannen | |
Overleefd | 1 |
Van Westerbork naar Auschwitz en vermoord | 11 |
Van Westerbork via Cosel naar werkkampen en vermoord | 27 |
Later in Westerbork gekomen en vermoord in Sobibor | 1 |
Van Westerbork later via Theresiënstadt naar Auschwitz en vermoord | 4 |
Ontsnapt uit werkkamp, ondergedoken doch in Voorst overleden (reden onbekend) | 1 |
Ontsnapt uit werkkamp, gepakt en vermoord in Sobibor | 1 |
Gerrit de Lange (geb. 9-10-1890) zat in werkkamp Vledder en komt ook niet voor op de lijst van Kamp Westerbork. Ook hij moet uit het werkkamp ontsnapt zijn en in de onderduik zijn gegaan. Gerrit de Lange is overleden in Voorst op 26-01-1943; niet bekend is waaraan hij is overleden.
Ook Gersom Gosschalk (geb. 14-01-1899) lukte het uit het kamp Vledder te ontsnappen en met zijn vrouw en kind onder te duiken. Maar het ging mis. Saartje, Gersom en de kleine Heiman Gosschalk werden op 30 april 1943 als strafgevallen in de barakken van Westerbork opgesloten. Zij waren tijdens hun onderduik gearresteerd. Alle drie zijn ze op 4 mei 1943 naar Sobibor gedeporteerd en 7 mei 1943 vermoord.
Leopold Meijer de Leeuw (geb. 05-09-1917) was de eerste Deventer joodse man, die tewerkgesteld werd. Als eerste en als enige werd hij geplaatst op 29 mei 1942 in werkkamp Molengoot te Hardenberg. Volgens de lijst van Kamp Westerbork komt hij op 15 januari 1943 in Westerbork aan en wordt op 29 januari 1943 naar Auschwitz gedeporteerd, waar hij op 30 april 1943 overleed.
Arthur Bloch (op 15 maart 1939 uit Duitsland naar Nederland gevlucht) kwam vanuit werkkamp Lievelde op 5 oktober 1942 aan in Westerbork en herenigde zich daar bij zijn vrouw en 2 dochters. Volgens een Deventer getuige, wiens ouders bevriend waren met de familie Bloch en die dat gezin ook hielpen, is Arthur Bloch voor zijn komst naar Nederland uit een concentratiekamp in Duitsland ontsnapt en later ook weer uit Kamp Westerbork, maar hierbij had hij zijn gezin moeten achterlaten. Dit kon hij niet verwerken en volgens de getuige zou hij in Apeldoorn de hand aan zichzelf geslagen hebben. Dit komt niet overeen met zijn dood in Sobibor. Volgens de administratie van Kamp Westerbork kwam Arthur Bloch op 6 mei 1943 in Westerbork aan; op 11 mei 1943 ging hij op transport naar Sobibor waar hij op 14 mei 1943 overleed. Links de enige foto van Werkkamp Lievelde, bron Werkgroep Werkkamp Lievelde. Op 2 oktober 2022 is voor dit kamp een monument geplaatst door de Werkgroep Werkkamp Lievelde.
In Westerbork waren de deportatietransporten naar vernietigingskamp Auschwitz op 15 juli 1942 al begonnen.
Twee keer per week vertrok er een trein naar Auschwitz. Na aankomst in Westerbork van de joodse dwangarbeiders, vaak herenigd met hun gezin werden ook zij alle op transport gezet naar Polen.
In de periode van 28 augustus tot 12 december 1942 vertrokken de treinen naar Auschwitz met een tussenstop in de plaats Cosel, 80 kilometer ten westen van Auschwitz. Hier op het station Cosel (foto rechts: bron Joods monument) werden de volgens de Duitsers voor arbeid geschikte mannen weggehaald bij hun familie en uit de trein gehaald; zij moesten in de omliggende kampen werken. Over het algemeen waren dit mannen tussen de 15 en 55 jaar. De overige oudere mannen en de vrouwen en kinderen gingen door naar Auschwitz en werden direct bij aankomst vergast.
11 Deventer joodse mannen, allen meestal ouder dan 55 jaar zijn rechtstreeks, veelal met hun familie direct naar Auschwitz gedeporteerd en direct vergast.
Van de Deventer joodse dwangarbeiders zijn 27 mannen in Cosel uit de trein gehaald en in de omgeving tewerkgesteld; de jongste was 19 en de oudste 49 jaar. Alle mannen zijn in Auschwitz of in een kamp in de nabije omgeving zoals Schöppinitz en Gross Rosen overleden. Veelal is door het gesleep van werkkamp naar werkkamp de juiste individuele overlijdensdatum niet te achterhalen; derhalve wordt in deze gevallen uitgegaan (bron: Rode Kruis) dat ze overleden zijn uiterlijk 31 januari 1943 (i.c. 4 Deventer mannen), dan wel uiterlijk 28 februari 1943 (i.c. 11 Deventer mannen).
4 Deventer joodse mannen, waarvan 3 zgn. Duitse joden, die in de dertiger jaren al uit Duitsland naar Nederland migreerden, zijn langer in Westerbork gebleven; vermoedelijk hadden ze in Westerbork een "voorkeurspositie". Allen zijn in 1943 en 1944 naar Theriënstadt gedeporteerd en vandaar naar Auschwitz en omgebracht.
Overzicht werkkampen
Werkkamp Lievelde Lichtenvoorde | |
1. E. I. Aron | 7. A. Winter |
2. A.I. Block (m.z. A.I. Bloch) | 8. E. Zeligman |
3. S. Rubens | 9. A. A. Winter |
4. D. Spanjar | 10. H. Urbach |
5. S. Urbach | 11. M. Salomons |
6. S. de Vries | 12. J. Frankfort |
De laatste 4 mannen waren niet vermeld | op de lijst van het kamp |
Werkkamp Molengoot Hardenberg | |
1. L. M. de Leeuw | |
Werkkamp Vledder | |
1. H. Berg | 4. G. Gosschalk |
2. J. Bos | 5. G. de Lange |
3. A. van Dam | 6. A.M. Philips |
Werkkamp Wittenbrink Hummelo | |
1. E. Baum | 15. L. Mol |
2. J. van Delft | 16. M.M. Noach |
3. D.I. Frank | 17. S. Noach |
4. E. Frankfort | 18. Ph. van Praag |
5. S. van Krefeld | 19. M. H. Roos |
6. I. de Lange | 20. B.I. Rosenbaum |
7. J.A. de Lange | 21. S.I. Rosenthal |
8. L. de Lange | 22. O.E.I. Rosenthal |
9. N. de Leeuw | 23. W.I. Rosenthal |
10. E.E. de Leeuw | 24. P. Steinmann |
11. M. de Lange | 25. M. Urbach |
12. L. de Leeuw | 26. L. de Vries |
13. H. Levi | 27. S. Gosschalk |
14. M.T. Meyer |
Bronnen:
SIED Deventer: Boek "De Man van Deventer" door Sam de Visser;
Archief HCO, vestiging Deventer;
Kronyck: jaargang 33 nr. 131 maart 2009;
Het Rode Kruis: Auschwitz Deel III:De deportatietransporten in de zgn. Cosel-periode (28 augustus t/m 12 december 1942);
Joods monument;
Archief Etty Hillesum Centrum Deventer.
Op 20 april 1943 vertrok een trein vanuit Westerbork naar Sobibor.
In deze trein met 32 wagons werden 1166 joodse mensen naar Sobibor vervoerd, gemiddeld 35 mensen per wagon.
In deze trein zaten ook 12 joodse patiënten van Brinkgreven, die op 13 april 1943 op Brinkgreven werden opgehaald. Willem Duim, één van de twaalf patiënten, was volgens de transportlijst hiernaast "wagonleider" van wagon 8.
Per transport werd er een organisatie op touw gezet die alles in goede banen moest leiden. Iedere trein had een leider en een plaatsvervangend leider. Voor iedere wagon werd er een leider aangesteld en een Sanitäter (een hospitaalsoldaat).
De treinleider zit in wagon 24. Een afgesloten veewagon en dan de leiding over de hele trein hebben. Het slaat natuurlijk totaal nergens op.
Op deze manier leek het alsof de organisatie van de reis in goede handen was en de verzorging van de passagiers in orde. Immers het voorgespiegelde doel was tewerkstelling in het door Duitsland bezette Polen. Voor sommige transporten met veel kinderen werden er zelfs kinderverzorgsters aangesteld.
Zodra de trein was vertrokken, bleek dat niemand in de wagons over de middelen of de ruimte beschikte om zich te kunnen bekommeren om andermans welzijn.
Alle 1166 personen werden 23 april in Sobibir bij aankomst direkt vermoord.
Bron: De deportaties uit Nederland 1940-1945, Portretten uit de archieven.
Schrijvers: Guus Luijters, Raymond Schütz en Marten Jongman.
Foto: Oorlogsarchief Nederlandse Rode Kruis.
door Ita van Dijk, werkgroeplid
Voor de plaatsing van de struikelstenen zoeken we naar nabestaanden, wanneer die niet bij ons bekend zijn. Maar het lukt niet altijd om die te vinden.
En dan begint het te kriebelen. Dat kan niet, mensen zonder nabestaanden, zonder ook maar íemand die met ze verbonden is, zonder dat ergens ook maar een snipper meer bekend is dan hun naam en geboortedatum.
Ineens was er een heel gezin met zes kinderen waarvan geen nabestaanden te vinden waren. Het was de familie Winter aan de Sijzenbaan, waar we in 2017 8 struikelstenen voor gingen leggen. Weinig informatie over hen en geen enkele foto en gezicht. Nu, ruim een jaar nadat de stenen geplaatst zijn, blijken ze er toch te zijn. Een achternicht aan vaders kant en een nichtje van moeders kant hebben we opgespoord. En via hen nog meer familie. Langzaam maar zeker ontvouwt het leven van de familie Winter zich alsnog. Het eerste wat ik hoorde was dat ze zo gelukkig waren met elkaar. Ik kreeg meteen het beeld van een warm gezin.
En daarna volgden deze foto's. De enige die er nog zijn van Roos Winter - Mendels en van haar man Dolf Winter met hun drie oudste kinderen (Alexander, Mordegai en Maria). De foto met de kinderen zal rond 1934/35 gemaakt zijn.
Klik hier om het verhaal van de familie Winter te lezen.