Henriëtte de Haan – Duitz, ondergedoken en overleden in Deventer

Een onbekende vrouw werd in december 1943 doodziek bij de ingang van het Sint Joseph ziekenhuis in Deventer gelegd waar ze na enkele dagen overleed. Medewerkers van het ziekenhuis verklaarden tegenover de politie de vrouw niet te kennen waarna ze in een anoniem graf op de Algemene Begraafplaats aan de Raalterweg werd begraven.
Na jaren zoeken werd haar naam in 2019 definitief opgegraven. Het bleek te gaan om Henriëtte de Haan – Duitz.

Onbekende vrouw1 bewerkt 1Henriëtte Duitz werd op 21 januari 1903 geboren in Amsterdam. Zij overleed op 10 december 1943 in het Sint Josephziekenhuis in Deventer.
Over de omstandigheden waaronder ze stierf en de plaats waar ze is begraven, deden aanvankelijk verschillende verhalen de ronde. Haar naam leek in het ziekenhuis onbekend. Dat had alles te maken met haar joodse achtergrond, de onderduik en de positie van het ziekenhuis daarin. Inmiddels is één en ander over haar levensgeschiedenis door aanvullend onderzoek duidelijk geworden.

Henriëtte (Jet) trouwde op 17 december 1924 in Amsterdam met Isaac de Haan, geboren op 24 februari 1899 in Amsterdam.
Zij kregen drie kinderen: Dick (1927), Mary (1929) en Albert (8 januari 1940).

De vader van Henriëtte, David Duitz, was op 3 september 1865 geboren en briljantslijper van beroep. Haar moeder was Bertha Markus.
Henriëtte had twee broers, Emil (1898) en Maurits (1899). Emil was getrouwd met Esther de Haan, een zuster van Isaac.
Isaac de Haan was het derde kind in een gezin van negen kinderen.

Jet staat te boek als facturiste; over haar beroepsleven is niet veel bekend. Isaac was een tijdlang diamantbewerker in Antwerpen omdat er in Amsterdam op dat terrein onvoldoende werk was. Door de crisis in 1929 verloor hij zijn werk en hij en Henriëtte keerden in 1930 terug naar Amsterdam. Hij kocht er een bakfiets met motor en ging langs de deuren met manufacturen. Daarna werd hij vertegenwoordiger van een fosfaatfabriek en verhuisde het gezin naar Breda.

Op de vlucht na de Duitse inval; gezin verspreid ondergedoken
Bij het uitbreken van de oorlog vluchtte het gezin naar Brussel in de hoop daar bij de zuster van Isaac te kunnen wonen. Deze zuster bleek echter al vertrokken en onverrichterzake keerde het gezin De Haan – Duitz terug naar Breda.
Vervolgens begon een lange periode van onderduiken waarbij de gezinsleden verspreid raakten. Jet kwam terecht op een adres in Rotterdam. De oudste zoon Dick zat in Zeeuws-Vlaanderen.  Mary kon onderduiken in Breda; ze moest veel binnenblijven waar ze slecht tegen kon. De jongste zoon Albert heeft veel gezworven langs onderduikgezinnen, maar vond uiteindelijk een stabiel onderdak in Tiel. Isaac zwierf langs verschillende adressen. Hij zag er niet opvallend joods uit, daardoor bleek hij zich tamelijk vrij te kunnen bewegen. Isaac kon als vertegenwoordiger / koopman zijn handel voortzetten en raakte betrokken bij verzetsactiviteiten waaronder het uitbrengen van een ondergrondse nieuwsbrief in Noord-Brabant.

Jet werd ziek en vond onderdak in Deventer
Onbekende vrouw2 bewerkt 1
Tijdens de onderduikperiode in Rotterdam werd Jet ziek. Jet kreeg onderdak in Deventer bij een vriend van Isaac, H.J. Beijnink, die hij had leren kennen bij de "Bond van Volkstuindersverenigingen". Waarschijnlijk is Jet al begin november 1943 opgenomen in het Sint Joseph Ziekenhuis, waar de Congregatie Zusters van Liefde de scepter zwaaide. Het verhaal is lang geweest dat Jet hier op 9 december 1943 doodziek bij de ingang werd gelegd, waarna ze werd opgenomen in het ziekenhuis. Een dag later overleed ze. De politie maakte Proces-Verbaal op dat bestond uit een viertal verklaringen van medewerkers van het ziekenhuis. Deze verklaarden allevier dat de onbekende vrouw een dag eerder bij de voordeur was aangetroffen en dat haar identiteit onbekend was. Er werd sectie verricht waarbij uitputting in relatie tot nierfalen als doodsoorzaak werd vastgesteld. Op 15 december is zij begraven op de Algemene Begraafplaats aan de Raalteweg in Deventer in een algemeen graf. Zij heeft daar tot 2019 ingeschreven gestaan als "onbekende vrouw, circa 40 jaar".

Sint Joseph Ziekenhuis
Uit nader onderzoek in de archieven van de congregatie komt een ander verhaal naar voren. De verklaringen van de ziekenhuismedewerkers zijn zeer waarschijnlijk bedoeld om de persoon die Jet de Haan – Duitz naar het ziekenhuis (foto hieronder: bron Beeldbank Collectie Overijssel, locatie Deventer) bracht te beschermen, maar ook om het ziekenhuis en de medewerkers ervan in de luwte te houden. nl dvsa 1194 7797 0001 Jozef NieuwstrHet lijkt erop dat ze al vanaf begin november 1943 in het ziekenhuis is opgenomen. Daar komt bij dat er sterke vermoedens zijn dat er in het ziekenhuis meerdere onderduikers waren ondergebracht. Vandaar de noodzaak om Duitse pottenkijkers buiten de deur te houden. In archiefstukken van de congregatie valt te lezen dat "Een Joodse familie De Haan uit Rotterdam in Deventer was ondergedoken. De moeder was ernstig ziek en werd onder den naam van Mejuffrouw v.d. Wal onze Patiënte. De Directeur verklaarde de familie dat Mevrouw hier liefderijk zou worden verpleegd maar dat voor de veiligheid van het gesticht de familie zich elders moest gaan vestigen en niemand op bezoek mocht komen. Negen maanden later zijn haar man en dochter naar Deventer gekomen om meer te horen over haar overlijden". Overigens wordt het vermoeden van de aanwezigheid van meerdere onderduikers bevestigd door een andere opmerking van een familielid van één van de artsen in het archief: "Zijn oom verborg mensen in de röntgenkamer waar de Duitsers niet dorsten te komen". Slechts enkele ziekenhuismedewerkers waren hiervan op de hoogte.
Het is uniek dat het ziekenhuis als onderduikadres functioneerde met alle gevaren van dien voor personeel en andere patiënten. Verraad lag altijd op de loer en zoals dit verhaal over Jet de Haan – Duitz laat zien traden zusters, arts en directie moedig en eensgezind op. Ze vertrouwden elkaar in hun opstelling tegenover  politie en Duitse bezetter. Dit lijkt erop dat ze zich sterk bewust waren van de risico’s die ze liepen. Dit zou erop kunnen wijzen dat ze meer ervaring hadden in het helpen van vervolgde medeburgers. Deze hulp aan Jet was ook niet eenmalig: zo zijn er twee verhalen bekend van joods echtparen, die naar het ziekenhuis moesten vanwege de bevalling van hun kind. Een dochter van de familie Lezer-de Winter en een dochter van de familie Schneider-Adelaar werden er geboren. Ook heeft burgemeester mr. F.W.R. Wittewaall en zijn echtgenote er ondergedoken gezeten vanaf 18 september 1944.
Inmiddels wordt de positie van het ziekenhuis in de "illegaliteit" verder onderzocht.

Memoires Isaac de Haan
Isaac de Haan heeft na de oorlog (rond 1971) uitgebreid verslag gedaan van zijn ervaringen gedurende de oorlog. Dit verslag is ondergebracht in het archief van Yad Vashem. In dit verslag schrijft hij dat de laatste hereniging met het voltallige gezin ruimschoots voor haar overlijden is geweest. Reizen was voor joden vanaf 1942 bijna niet mogelijk en bezoeken door Isaac aan het ziekenhuis werd hem afgeraden. Jet lag doodziek in het ziekenhuis, maar bezoek van hem en de kinderen was te riskant. Isaac was bang om naar Deventer te gaan vanwege de kans op verraad vanwege zijn contacten in het verzet. Hij citeert in zijn memoires uit de briefwisseling met zijn dochter en vrouw waaruit blijkt dat er weinig hulp en kans op genezing mogelijk was, maar de hoop op hereniging met haar gezin gaf haar de moed de pijn van haar nierziekte te doorstaan. Deze hoop "laat het zwakke levenslampje nog branden".

Verder beschrijft Isaac zijn zorgen. Hij probeerde het hoofd boven water te houden en zijn optimisme niet te verliezen. Hij had geldzorgen in verband met de kosten van onderduik en eten van Jet, hun drie kinderen en van hem. Bij gebrek aan andere inkomsten, combineerde hij zijn verzetswerk met allerlei handel en werkzaamheden als verkoper van verschillende producten.  Als man van het verzet was hij vooral druk met illegale nieuwsbrieven. Dat hij de nodige schrijfervaring had blijkt uit de vlotte stijl waarin zijn memoires zijn opgeschreven. Hij zwierf langs diverse onderduikadressen; in Deventer onder anderen bij Valk van Spiegel en bij de opa van René Bennekers, Mathijs Bennekers die in het verzet zat. Door Valk van Spiegel kon hij aan de slag als verkoper van vazen. René Bennekers heeft de memoires van Isaac in 1971 overhandigd aan Yad Vashem.

Na de bezetting werd niet iedereen bevrijd
Isaac en zijn drie kinderen hebben de oorlog overleefd; de hereniging had de nodige voeten in de aarde na jaren van onderduik en isolement en de strubbelingen na de bevrijding. Zijn oudere broer Matthijs en jongere zuster Esther overleefden de bezetting eveneens. De ouders van Isaac en zijn andere broers en zusters, zes in getal, hebben de oorlog niet overleefd.
De vader van Jet, David Duitz, werd op 24 september 1942 in Auschwitz vergast. Haar moeder, Bertha Duitz – Markus werd met haar echtgenoot op dezelfde datum in Auschwitz om het leven gebracht. De broer van Jet, Maurits, stierf op 2 juli 1943 in Sobibor; hij was in 1942 gescheiden van zijn vrouw Bertha Sjouerman. Emil en zijn vrouw Esther woonden tijdens de oorlog in Bandung; in 1946 keerden ze terug naar Nederland.

Ontdekking van het graf
Onbekende vrouw bewerkt 1
Over de onbekende dode op de begraafplaats aan de Raalteweg is door volhardend onderzoek van meerdere personen en instanties meer bekend geworden. Haar naam werd in 2019 definitief opgegraven. Met name Huub van Sabben (1), de in november 2020 overleden Deventer historisch onderzoeker heeft zich hier voor ingezet.
Jet werd op 15 december 1943 op de allergoedkoopste manier op kosten van de gemeente begraven in een algemeen graf, nummer 5220, op het derde niveau. Op deze begraafplaats werd in drie lagen begraven, de oudste onderin, op niveau drie, dan op niveau twee en de meest recente begraving bovenin, niveau 1.
In de negentiger jaren, ver na het verlopen van de minimale wettelijke grafrust van 10 jaar, werd het graf gereed gemaakt voor hergebruik. Dit betekent dat de grafinhoud zodanig wordt behandeld dat uitsluitend de stoffelijke resten van de drie begraven personen overblijven, gescheiden van kistresten en dergelijke. Vervolgens worden deze botresten van de drie graven gezamenlijk teruggebracht in het graf, maar dan op een niveau lager. Vervolgens worden de drie bovenliggende graven opnieuw uitgegeven. Dit betekent dat de stoffelijke resten van Henriëtte de Haan – Duitz op de plaats waar zij is begraven, grafnummer 5220,  bewaard zijn gebleven. Er is geen steen of naamplaatje aanwezig.

©Jan Schukkink (23/02/23)

(1) Huub van Sabben, overleden op 19 november 2020 was een gerennomeerd Deventer historisch onderzoeker. Hij was onder meer lid van de Werkgroep Vermiste Personen WO2. Hij heeft veel over de oorlog gepubliceerd. In april 2020 verscheen het schitterende boek "Spionage, arrestaties en moord aan de IJssel". Een speurtocht naar het duistere oorlogsverleden van Oxerhof en de activiteiten van het SD-Kommando Deventer 1943-1945.
Bij zijn onderzoeken in de archieven kwam hij nogal eens zogenaamde "bijvangsten" tegen die hij doorspeelde aan de Werkgroep Struikelstenen Deventer.
Eind november 2019 verstrekte hij ons de dossiers van de politierapporten van de onbekende vrouw in het Sint Josephziekenhuis.
OvH