Op 13-4-1943 kwamen de Duitsers op Brinkgreven om 12 Joodse patiënten op te halen en te deporteren naar Westerbork. De wnd. geneesheer-directeur dr. Grüschke en personeel van Brinkgreven weigerden mee te werken om de personen aan te wijzen. De Duitsers gingen toen zelf op zoek naar deze 12 personen en hadden aan het eind van de dag geen 12 maar 13 joodse patiënten gevonden. Alle 13 patiënten zijn van het terrein der toenmalige Psychiatrische Inrichting Brinkgreven weggevoerd naar Westerbork en later vermoord in concentratiekampen.
Hieronder rechts de lijst die behoort bij de brief van de Burgemeester van Deventer van 6 mei 1943 aan de "Herrn Beauftragten des Reichskommissars für die besetzten niederländischen Gebiete für die Provinz Overijssel in Zwolle: bron HCO. Op de lijst staan 12 patiënten van Brinkgreven (nrs. 4 t/m 15).
Joodse patiënten van Brinkgreven:
naam | geb. datum | overleden te | overl.datum |
Louis Engelsman | 01-02-1900 | Sobibor | 23-04-1943 |
Margarita Charlotta de Groot | 24-04-1897 | Sobibor | 23-04-1943 |
Bertha Jakobs | 07-06-1893 | Sobibor | 23-04-1943 |
Abraham de Leeuw | 05-07-1891 | Sobibor | 23-04-1943 |
Asser Snijders | 04-02-1884 | Sobibor | 23-04-1943 |
Alexander Philippus Haas | 20-03-1867 | Sobibor | 23-04-1943 |
Salomon Meijer de Lange | 09-11-1881 | Sobibor | 30-04-1943 |
Geëvacueerde joodse patiënten uit Santpoort (i.v.m. "Atlantic wall")
naam | geb. datum | overleden te | overl.datum |
Hartog van Adelsberg | 29-06-1889 | Sobibor | 23-04-1943 |
Falk Bierman | 03-07-1899 | Sobibor | 23-04-1943 |
Henri Maximiliaan Boas | 25-01-1879 | Sobibor | 23-04-1943 |
Willem Duim | 29-06-1890 | Sobibor | 23-04-1943 |
David Herbert Lodewijk Prins | 20-12-1904 | Sobibor | 23-04-1943 |
Abraham Rudelsheim | 30-04-1895 | Auschwitz | 17-09-1943 |
In het archief van Brinkgreven is een rapport bewaard gebleven waarin beschreven staat hoe een en ander is verlopen toen de 13 patiënten van Brinkgreven werden weggehaald.
Dit rapport is hieronder vermeld in een zoveel mogelijk letterlijke weergave.
Alleen voor het lezen erg storende taal- en/of stijlfouten zijn gecorrigeerd, dan wel aangepast weergegeven.
Wie het rapport geschreven heeft is onbekend. Wel duidelijk is dat dr. Grüschke later enkele aanvullingen geschreven heeft.
Deze aanvullingen zijn in de weergave cursief weergegeven.
Het originele met pen geschreven rapport kunt u hier downloaden/bekijken.
Verslag wegvoering joodse patiënten van Brinkgreven op 13 april 1943.
Op 13 april 1943 zijn uit deze inrichting op last van de Duitsche Overheid de Joodsche patiënten weggevoerd.
Des voormiddags te ongeveer 11 ¼ uur kwam hier een autobus, een persoonenauto, en 1 motorrijwiel met zijspan, waarin gezeten 2 Duitschers nl. Becker en Enkelstroth. (beide lid van de SiPo, de laatste was de leider van de onderneming), 10 à 11 joden van de O.D. uit Westerbork, Duitschers waarvan enkelen hollands spraken en voorts de Inspecteur van politie Richie uit Deventer met een agent van politie (Blauw).
De heren Bekker en Enkelstroth vroegen den wnd. Geneerheer-Directeur Dr. Grüschke te spreken aan wien zij mededeelden dat ze de joodsche patiënten kwamen halen en zijn medewerking verzochten. Dr. G. deelde hun mede dat ze op zijn medewerking niet mochten rekenen, daar hij dit als arts niet zou kunnen doen. Daarna vroegen zij hem hoe het personeel in dezen zou handelen, waarop Dr. Grüschke antwoordde dat hem dit niet bekend was.
Hierna zeiden ze dat ze dan zelf de patiënten zouden opzoeken, doch dat het voor rekening van dr. Gr. zou zijn als ze de verkeerde meenamen.
Dr. Gr. heeft hen gevraagd of hij vrij was, dan wel in zijn kamer moest blijven, waarop zij antwoordden dat hij gewoon zijn werk zou doen, het personeel niet tot verzet zou opzetten en zorg zou dragen dat geen patiënten ontvluchtten.
Dr. Gr. heeft toegezegd hiervoor te zullen zorgen.
Vervolgens vroegen ze of er ook gevaarlijke patiënten tusschen waren, waarvoor ze bang moesten zijn. Dr. Gr. antwoordde dat hij voor geen enkele patiënt bang was.
Voorts of hij een lokaal kon beschikbaar stellen, waarin ze de gevonden patiënten bijeen konden brengen. Dr. Gr. heeft hiervoor de bezoekkamer van Conolly (zie foto links) aangewezen en hun zijn bijstand aangeboden als ze medische hulp mochten nodig hebben.
Tenslotte vroegen ze nog waar de patiënten waren, waarop Dr. Gr. antwoordde dat ze zich op het gehele terrein konden bevinden.
Daarna vroegen ze wanneer alle patiënten binnen waren. Geantwoord werd dat dit met etenstijd was waarop Dr. Gr. bevel kreeg de patiënten dan binnen te houden, hetgeen ook is geschied.
Naar een cartotheek werd toen nog geïnformeerd, waarop dr. G. antwoordde dat die hier niet bestond en uiteengezet heeft dat dit door de wisseling van patiënten over de paviljoens moeilijk zou zijn bij te houden.
Daarna zijn zij op zoek gegaan naar de joodse (? moeilijk leesbaar) patiënten. Eerst naar Griesinger, waar één patiënt over het hoofd werd gezien, vervolgens naar Meynert (Santp. pat.).
Om één uur hadden zij daar één patiënt. Later nog 4, waaronder één niet jood. Deze laatste wees 2 patienten aan n.l. Boas en Rudelsheim. Laatstgenoemde heeft geen J. op zijn persoonsbewijs. Ze hebben hem toen laten zitten.
In Conolly (boven) kwam pat. de Leeuw, die mank is, juist uit bed stappen. Aangezien op 't P.B. staat aangetekend dat hij mank is hadden ze hem dadelijk.
In Kraepelin meldde Louis Engelsman zichzelf.
In Hermann Simon zagen ze de beide joden over 't hoofd.
Verder gingen ze naar 't keukengebouw, en Kraepelin (Vr) waar niemand was.
In Esquirol (zie foto rechts) vonden ze de patiënten niet. Op Esq. Beneden deden de d. nog een poging om Mej. v.d. Knyp (of Kruyf?, moeilijk leesbaar) mee te nemen. Met behulp van het persoonsbewijs is deze gered.
Op Schr. v/d Kolk ging een patiënte gillen toen ze binnen kwamen, waaruit kon worden afgeleid dat daar een patiënte was die ze dan ook vonden.
Toen, om plm. 3 uur moesten ze nog 3 mannen en 1 vrouw hebben. Ze vroegen Dr. Gr. te spreken en vroegen hem of hij toch niet wilde zeggen waar deze patiënten waren, hetgeen Dr. Gr. natuurlijk weigerde. Toen gingen ze min of meer dreigen en zeiden dat hij geen verzet moest plegen.
O.a. werd gevraagd wat hij zou doen als ze nu in plaats van de 4 patiënten die ze nog moesten hebben 4 anderen namen.
Dr. Gr. zou hun dan aantoonen zeide hij, dat ze 4 arische patiënten hadden.
Ze begrepen niet dat Dr. Gr. geen beter begrip toonde; hij moest toch ook denken dat de 8 patiënten, die ze gevonden hadden nu maar zaten te wachten en dat zij 't ook niet zo prettig vonden en nu al enkele uren op en neer liepen.
Ook vroegen ze mij het toch te zeggen. Ze begrepen dat ik wel niet zou durven aan te wijzen tegenover de collega's, maar we zaten nu toch met z'n drieën!!Antw.: Wat mijn collega's doen en denken moeten zij weten. Ik kan dit niet doen, mijn medische plicht verbiedt me dit.
Ze dreigden niet-joodse patiënten mee te nemen te beginnen met dhr. Rüdelsheim.
Ik toonde het persoonsbewijs. Ze meenden dat het in Bloemendal vervalst was en behielden het.
Daarna kreeg hij (Dr. G.) nog allerhande vragen omtrent patiënte Jacobs, ten einde gegevens uit te lokken ze ze konden vinden, o.a. vroegen ze hem dan toch 't gebouw te wijzen.
Dr. Grüschke antwoordde dat hij dit niet kon doen, dat hij geen verzet pleegde, maar toch ook niet kon meewerken.
Ze zeiden dat ook 't personeel tegen werkte, de één voor de ander wilde niet aanwijzen.
Zij (de Duitschers) moesten hun plicht doen en zouden niet terug gaan voor ze alle patiënten hadden. Dr. G. zeide dat ook hij zijn plicht moest doen.
Ze zijn toen weer van voren af aan begonnen. Met behulp van L. Engelsman vonden ze 2 mannen.
Ook pat. Haas in Hermann Simon (zie foto links) vonden ze en in pav. Esquirol eindelijk patiënte Jacobs.
Op Schroeder-boven hadden ze naar B.J. gevraagd. Één der pat. zeide: “Oh, die is op Esq.-beneden.”
Daar ter plaatste was er wederom een patiënte die zeide: “In de kamer van drie ligt ze te bed”.
Ze hadden toen alle joden die ze moesten hebben. Toen ze bezig waren de patiënten in te laden gingen ze patiënt Rudelsheim nog halen.
Zoals boven is vermeld stond op diens persoonsbewijs geen J.
Zr. Gravemaker, hoofd van Meynert wilde deze patiënt niet afgeven en waarschuwde dr. Gr.
Hij heeft er op gewezen dat er geen J op het P.B. stond en dit laten zien. Ze spraken het vermoeden uit dat het P.B. vervalscht zou zijn (niet hier, maar elders). Ze hadden dus de indruk dat het een jood was en namen hem mee. Mocht echter blijken dat hij geen jood was dan zouden ze hem terug zenden.
Dr. Grüschke vroeg hem om het dan omgekeerd te doen, nl. Rudelsheim hier laten en als bleek dat hij jood was hem dan te halen.
Daarvan wilden zij niets weten en merkten nog op dat Zr. Gravemaker verzet zou plegen.
Dr.Grüsch ke ontkende dit en zei dat de zuster alleen de patiënt niet wilde medegeven alvorens hij met hun gesproken had, omdat het haar inziens geen joodsche patiënt was omdat er geen J. op 't persoonsbewijs voor kwam.
Dr. Grüschke heeft daarna aan dhr. Enkelstroth gevraagd of hij moeilijkheden met het personeel had gehad en of hij den indruk had dat er georganiseerd verzet zou zijn gepleegd. Hij antwoordde beslist ontkennend.
Tenslotte heeft hij gevraagd hoe 't nu met Dr. Piebenga zou gaan, waarop hij antwoordde dat hij daar niet veel van kon zeggen, doch dat hij dacht dat deze wel spoedig zou terug keeren.
Dr. Grüschke heeft nog aan dhr. Enkelstroth verzocht den heer Bühe te willen mededelen dat hij hier geen moeilijkheden had ondervonden en dat hij geenszins de indruk had gekregen dat georganiseerd verzet werd gepleegd.
Te ongeveer 5 ½ uur reden de bussen enz. van het terrein.
Dadelijk daarna de inspecteur Pameyer en Andier (?, moeilijk leesbaar) tel. in kennis gesteld.
Ook van het medenemen van de Hr. Rudelsheim.
Nawoord:
Han Grüschke, vermoedelijk ook ooggetuige en zoon van dr. Grüschke verwoordde het zo in zijn gedicht:
Ik zie nog dat busje voorbijgaan
in 1942 (1)
met de joodse patiënten
van de Brinkgreven
“Jullie gaan een dagje uit”
had de zuster hen gezegd
ze hadden brood bij zich
voor tussen de middag.
(1): Zoon Han vergiste zich in de datum.
Op 6 juni 2018 zijn op terrein van Brinkgreven struikelstenen geplaatst voor alle 13 vermoorde patiënten van Brinkgreven; tevens is daarbij een herdenkingsplaquette onthuld. Op de foto (gemaakt door Gert de Vries) Ernst Klunder, v.m. voorzitter van de Raad van Bestuur van de Dimence groep met Naomi Stibbe, nazaat van Hartog van Adelsberg.