Tot zijn deportatie woonde hij met zijn vader, moeder en 3 zussen aan de Singel 2:
naam | geboren te | datum | overleden te | datum |
Sallo Zendijk | Deventer | 28-02-1921 | Gross-Rosen | 07-02-1945 |
Sallo, geboren in 1921 was de zoon van Mozes Aron Zendijk, ook wel Moos Toet genoemd, en Saar de Wijze. Ze zijn hier na hun huwelijk in 1918 komen wonen.
Op de foto rechtsonder: Mozes en Saar, de ouders van Sallo. In de advertentie van het NIW 1934 linksonder de aankondiging dat Sallo bar mitswa is geworden. Vanaf dat moment wordt hij verantwoordelijk tegenover God om zich aan alle geboden en verboden te houden die onder de joodse wet vallen.
Vader Mozes Aron was mede-directeur van de Twellosche Vleesfabriek J.A. Zendijk & Zonen.
Zijn vrouw Sara kwam ook uit een bekende slachterij-familie uit Boxmeer.
In 1919 werd hier dochter Ina geboren, in 1921 volgde Sallo, daarna in 1926 Roza en in 1933 Sybilla.
Vader Mozes Aron Zendijk was voorzitter van de Deventer joodse toneelvereniging waar zoon Sallo ook in meespeelde. In 1941 werd vader Mozes Aron ontslagen uit de fabriek waar hij mede-eigenaar van was omdat hij joods was.
Zoon Sallo probeerde eind augustus 1942 met zijn goede vriend en neef Max Zendijk naar Zwitserland te vluchten, maar voor Sallo ging het in Maastricht al mis. Hij probeerde daar de nodige papieren voor hun vlucht in orde te maken met behulp van de illegaliteit. Echter, hij werd herkend door een Deventer NSB-er daar die hem volgde naar het pension waar hij met Max verbleef. Arrestatie volgde en Sallo werd op de trein gezet naar Westerbork. Onderweg hierheen stopte deze trein op het station in Deventer en Sallo reed hier voor de laatste keer langs zijn ouderlijk huis gelegen aan de Singel, dat niet ver van de spoorbaan ligt. Na een kort verblijf in Westerbork ging hij richting Polen naar het werkkamp Gross Rosen. Hij was zeer sterk en beschikte over veel doorzettingsvermogen en redde het tot 7 februari 1945. Hij bezweek uiteindelijk aan kou, zwakte en uitputting tijdens een van de vele dodenmarsen.
Neef Max Zendijk is opgepakt in Frankrijk en vermoord in 1943 in Auschwitz.
Als de deportaties beginnen, praat de familie Zendijk over onderduiken. Moeder wil echter niet dat het gezin van zes uiteenvalt. Op de foto rechts: de 4 kinderen van het gezin in 1938 in het Singelpark. Diverse zakenrelaties boden Moos en Saar aan om onder te duiken. Echter nooit met het complete gezin, waardoor ze er van af zagen. Met behulp van advocaat Lobstein probeerde Moos een vrijstelling van transsport te krijgen bij een duitse advocaat Hans Calmeyer. Dat verzoek bereikte Aus der Funten, maar werd afgewezen. Sallo heeft in die tijd gesolliciteerd bij Jan de Visscher uit Amsterdam, die een vertegenwoordiger zocht voor soepbouillonblokjes. Jan de Visscher kwam naar Deventer en bood vervolgens aan dat het hele gezin bij hem en zijn vrouw Mies de Visscher-Kreuger kon onderduiken op de Prinsengracht 289 (de woning en het bedrijfspand van de familie) – vlakbij de Westerkerk - in het achterhuis (waar kolen waren opgeslagen). De Visscher zegt: "Ik begrijp niet dat u met uw gezin uw ongeluk zit af te wachten". Vader antwoordt: "Wie neemt er nu zes joden in huis"? Waarop De Visscher spontaan zegt: "Dan komen jullie maar bij ons". Op 05-01-1943 waarschuwde politie-inspecteur Richie dat er een overvalwagen onderweg was.
De familie is gelijk gevlucht naar de familie Greiner op de Zwolseweg waar ze een nacht hebben doorgebracht. Roza was goed bevriend met hun dochter Nora.
De volgende dag zijn ze in groepjes onder begeleiding van een gezinslid van Greiner met de trein naar Amsterdam gereisd zonder jodensterren, maar met de J in het persoonsbewijs; er wordt niet gecontroleerd. "We aten, sliepen, plasten en wasten ons in één kamer", vertelt dochter Roza, "schaamte was er niet meer bij." Roza mag als enige het achterhuis uit. Ze doet schoonmaakwerk in huis, zogenaamd als een nichtje uit Groningen. "We hebben honger geleden, en overal zaten vlooien. Maar we hadden veel steun aan elkaar. Bij de bevrijding is de groepsfoto gemaakt. Er was blijdschap, maar later het drama van het verlies van zoveel familieleden. Mijn broer, mijn grootouders... Het was een trieste tijd". Hij betaalde ƒ 20,- per week. Zij zaten ondergedoken tot 8 juni 1945.
Na de bevrijding zijn ze weer teruggekeerd naar hun huis op de Singel waar tijdens de oorlog een Ortskommandant had gewoond. Op deze manier hebben Moos, Saar, Ina, Roza, Sybilla en tante Mina Sanders de oorlog overleefd.
Moos heeft de leiding van de slachterij in Twello weer opgepakt. Hij heeft in 1954 een afscheidsfeest gegeven als directeur in schouwburg Orpheus Apeldoorn. Hij was 38 jaar directeur geweest, met uitzondering van de oorlogsjaren. Dezelfde nacht is hij dood op bed gevonden, op natuurlijke wijze gestorven.
Saar is overleden in 1960.
Dochter Ina is in 1939 verloofd en in 1946 getrouwd met Lou van Dam. Samen kregen zij drie kinderen: Margriet, Tineke en Sallo. Ina is in 1969 in Deventer overleden en Lou in 1996.
Ina was een actief lid van de WIZO afdeling Deventer.
Dochter Roza is in 1946 getrouwd met Heinz Spanier, die werkzaam was in zijn vaders damesmodezaak “De Bonneterie” in de Korte Bisschopstraat.
Zij kregen een dochter Sera. Roza is overleden in 2002 te Venlo en Heinz in 1993 te Breda.
Dochter Sybilla is in 1954 getrouwd met Leo Friedler en is met hem in Engeland gaan wonen. Zij kregen twee kinderen: Michael en Suzy. Sybilla is overleden in 2011.