door Lex Rutgers
Tot hun deportatie woonde de familie Muller aan Borgele 68 in Diepenveen in de villa Borgelerhof. De villa is in 2005 gesloopt en daarvoor in de plaats is er een appartementencomplex gebouwd.
naam | geboren te | datum | overleden te | datum |
Ernest Adolf Muller | Oldenzaal | 24-07-1878 | Westerbork | 14-02-1943 |
Irma Muller- Goldschmidt | Frankfurt am Main (Duitsland) | 19-08-1904 | Auschwitz | 31-01-1944 |
Herman Ernest Muller | Diepenveen | 14-10-1917 | Mauthausen | 26-04-1945 |
Emma Goldschmidt-Grünebaum | Oberursel (Duitsland) | 09-01-1880 | Auschwitz | 07-12-1942 |
Ernst Adolf, foto links daterend van 1907, woonde samen met zijn broer George (1883-1918) vanaf 1908 op de villa Borgelerhof in Diepenveen. Hun moeder was dat jaar overleden en de rest van de familie woonde in Luxemburg. George had de villa gekocht van de familie die het in 1902 had laten bouwen. Ernst Adolf kocht vervolgens de Borgelerhof van zijn broer, huwde in 1915 en liet de villa in 1925 moderniseren.
Ernst Adolf is sigarenfabrikant. Hij nam de sigarenfabriek A.J. Verweij & Zn – al opgericht in 1851- over in 1903 en veranderde de naam in E.A. Muller & Co. In 1904 werd aan de Hoge Hondstraat/Schurenstraat een nieuwe fabriek gebouwd, die in 1907 in gebruik werd genomen. In 1905 had de firma ook een sigarenfabriek in Emmerich. Er waren toen in Deventer 50 mensen werkzaam en in 1907 al 115. In Emmerich werkten er toen 80 mensen. In 1909 waren er overigens 15 sigarenfabrieken in Deventer.
Ook had de firma een eigen blikslagerij, waarin de exportsigaren werden verpakt. De firma bracht onder andere de sigarenmerken ‘Mulco’, ‘Adonis’, ‘Asta’; de merknamen moesten verleidelijk zijn en de concurrentie moest worden afgetroefd.
Muller exploiteerde ook winkels onder de naam M.E.S. (Maatschappij tot Exploitatie van Sigarenmagazijnen) met filialen in Amersfoort, Amsterdam, Arnhem, Breda, Deventer, Groningen, Den Haag, Hengelo, Den Bosch, Maasstricht, Middelburg, Nijmegen, Rotterdam, Utrecht, Venlo, Winterswijk, Zeist en Zwolle. Het hoofdkantoor zat in Deventer. Vanaf begin jaren ’20 gaat het slecht met de sigarenindustrie. Dus ook met het bedrijf van Muller. Om het tij te keren gaat Muller ook sigaretten produceren.
Echter veel winst maakt het bedrijf niet meer.
In 1943 werd het bedrijf door de bezetters geliquideerd. Na de oorlog, in 1946, heropende dochter Florie de fabriek weer in het oude pand van sigarenfabriek van H.J. Veldhoen, hoek Brink/Boterstraat, die daar al zat vanaf 1900. Een paar jaar later werd de fabriek overgenomen door de Panter sigarenfabriek in Veenendaal en sloot de vestiging in Deventer.
Ernest Adolf was in 1905 lid van een Deventer Comité ondersteuning joodse slachtoffers Rusland omdat er op dat moment veel pogroms plaatsvonden.
In 1915 trouwde Ernst Adolf met Carolina Rozelaar uit Amsterdam. Samen kregen ze in Diepenveen drie kinderen: Willem Lodewijk in 1915, Herman Ernest in 1916 Flora Theresa (Florie) in 1920.
Carolina overleed al in 1929. Een jaar later hertrouwde Ernst Adolf met Roza Glazer, echter ook zij overleed een paar jaar later in 1934.
In 1938 kwam Irma Goldschmidt uit Frankfurt am Main als vluchteling uit Duitsland bij het gezin wonen als huishoudster. Zij was in afwachting van haar vertrek naar Colombia. In de oorlog is Ernst Adolf met haar getrouwd, mede om een deportatie van haar te voorkomen. De moeder van Irma, Emma Goldschmidt-Grünebaum kwam na 1938 als vluchteling ook bij haar dochter en Muller wonen.
In augustus 1942 werd een joods gezin uit Deventer bij het gezin Muller ingekwartierd waarvan de huizen waren gevorderd door de bezetters. Dit was het gezin van Joseph Aron Zendijk (1890-1959) met zijn schoonmoeder, de weduwe Ida Frank-Cohn (1869-1943).
Ernest Adolf werd samen met Irma en haar moeder op 13 november 1942 gearresteerd door de Diepenveense veldwachter in opdracht van de burgemeester van Diepenveen op last van de Sicherheitspolizei. Ze werden lopend naar een verzamelplaats gebracht bij het station en 3 dagen later naar Westerbork overgebracht. De kinderen Herman en Florie waren al eerder ondergedoken.
Op 7-12-1942 werd de moeder van Irma, Emma Goldschmidt-Grünebaum bij aankomst in Auschwitz vergast.
Op 25-2-1943 verstuurde men vanuit Westerbork een briefje aan het kerkbestuur van de Joodse Gemeente in Deventer met de mededeling dat Ernest Adolf op 14 februari in het kamp was overleden (aan longembolie) en in Assen begraven. De weduwe Irma werd 6 dagen later, op 20-2-1943 overgebracht naar Vught en ging op 15-11-1943 vanuit Vught naar Auschwitz. Ze kwam daar terecht in een werkkamp maar bezweek 2,5 maand later op 31-1-1944.
Willem Lodewijk woonde later in Nederlands Indië en is daar getrouwd met een Indonesische vrouw.
Herman Ernest was automonteur. Hij zat ondergedoken in Friesland onder de schuilnaam Hendrik Hop, een landarbeider uit Hierden. Herman bewoog zich vrij en nam zelfs deel aan plaatselijke zeilwedstrijden. Hij kreeg een relatie met de niet-joodse Anne de Vries, dochter van de plaatselijke brandstofhandelaar, en gaat bij haar wonen in Terherne. Op 14-6-1944 is er een razzia waarbij Herman werd opgepakt en ontdekt werd als jood. Na een verblijf in de gevangenis in Leeuwarden werd hij op 12-8-1944 overgebracht naar Westerbork en ging vervolgens op 3-9-1944 met het allerlaatste transport naar Auschwitz. Herman moest mee met de dodenmarsen en kwam aan in Mauthausen op 25-1-1945. Hij is 9 dagen voor bevrijding van Mauthausen daar op 26-1-1945 gestorven.
Florie, op de foto rechts als verpleegster, ging na haar eindexamen aan de Hogere Handelsschool in 1938 werken in Amsterdam, eerst op kantoor en vanaf 1941 als verpleegster in het Ned. Isr. Ziekenhuis.
In maart 1943 kon ze onderduiken bij een familie in Amersfoort. Met een vals persoonsbewijs onder de naam Lies Visser kon ze bij die familie werken in de huishouding. Ze deed koerierswerk voor het verzet. In 1944 leerde ze de architect en Olympisch roeier Constant Pieterse (1895-1992) kennen, waar ze in 1945 mee is getrouwd. Samen kregen ze twee kinderen.
In haar ouderlijk huis in Diepenveen begon ze een contractpension voor mensen uit Nederlands Indië en vanaf 1964 studenten van de Tropische landbouwschool.
© Lex Rutgers/Etty Hillesum Centrum