De leden van deze familie, dat tot hun deportatie woonde vanaf 1917 aan de Brinkgreverweg 5 (nu nr. 11) waren:
naam | geboren te | datum | overleden te | datum |
Rudolf (Rudolph volgens geboorteakte) Adelaar | Deventer | 08-12-1888 | Auschwitz | 03-09-1943 |
Wilhelmina Adelaar- Cohen | Nijmegen | 11-03-1892 | Auschwitz | 03-09-1943 |
Pauline Adelaar | Deventer | 28-05-1933 | Auschwitz | 03-09-1943 |
(Op de foto rechts: de v.m. woning van de familie Adelaar)
Rudolf (Ru) Adelaar is geboren in het gezin van Meijer Adelaar (1838-1910). Meijer is een groothandel begonnen in textiel. Deze zaak zat in de Grote Overstraat. Na Meijer's overlijden heeft zijn zoon Frans (1884-1950) de zaak overgenomen. Frans heeft als enig kind van Meijer de oorlog overleefd. Na zijn overlijden heeft diens zoon Frits (1913-1998) de zaak overgenomen. In 1973 heeft hij de zaak geliquideerd.
Rudolf is in 1917 getrouwd met Wilhelmina (Willy) Cohen.
Samen kregen zij drie dochters; Emila (Emy) (14-1-1918 Deventer; Arad Israël 2011), Louise (Loes) (15-4-1921 Deventer; 4-06-2007 Amsterdam) en Pauline (Paultje) (28-5-1933 Deventer ; 3-9-1943 Auschwitz).
Alle dochters zijn geboren aan de Brinkgreverweg 5.
Op de foto links: gezin Rudolf Adelaar ; v.l.n.r. Willy, Ru, Paultje, Emy en Loes.
Emy is in Deventer op 2 februari 1942 getrouwd met Karl Schneider. Dat was de laatste keer dat de kinderen van Meijer (Eduard, Henri, Betsy, Frans en Rudolf) bij elkaar waren. Karl Schneider (Steinbrunn, Oostenrijk, 17-8-1916; Liman, Israël 26-4-1986) was een Oostenrijkse vluchteling die werkte als Palestinapionier (om het vak van boer te leren) in de buurt van Deventer. Zij zaten in Deventer ondergedoken bij Gerhard Somer en Riekie Sadelaar in de Broederenstraat. Emy heeft hen altijd opgezocht, wanneer zij in Nederland was. Emy is in 1944 in het St. Jozef ziekenhuis onder een andere naam bevallen van haar dochter Wilhelmina (Willy; nu Malka). In 1947 is hun andere dochter Sidonia (Doni ) in Deventer geboren. Het gezin is in november 1947 op alyah gegaan- naar toenmalig Palestina (nu Israel) geëmigreerd. Dony was een half jaar oud en werd vervoerd in een mandje.
Loes (Deventer, 15-4-1921; Amsterdam, 4-6-2007 en begraven op de Joodse begraafplaats in Deventer) heeft eindexamen gymnasium in Deventer gedaan in 1940. Zij is ongehuwd gebleven en was van 1952-1983 werkzaam bij Joods Maatschappelijk Werk in Amsterdam als unithoofd.
Pauline zat op de Montessorischool en moest in september 1941 verder leren op de joodse lagere school in Deventer. Deze aparte school werd in september 1941 opgericht voor alleen joodse kinderen als maatregel van de bezetters om de joden steeds meer te isoleren. Op de foto rechts: Pauline (Paultje).
Rudolf was fabrikant. Hij had rond 1919 een fabriek op de Manegestraat in handschoenen, shawls en gebreide sportartikelen. In 1923 ging het bedrijf wegens slapte nog maar drie dagen per week open. Op 22-5-1925 werd in de krant aangekondigd dat het bedrijf aan de Burgemeester Dumbarstraat met 40 werknemers werd gesloten. Hij is toen handelsagent geworden in agenturen.
Op de linkerfoto staat de fabriek van Rudolf Adelaar en op de foto rechts een advertentie van de fabriek.
Toen de synagoge in de Golstraat in februari 1941 van binnen vernield werd door de Deventer NSB heeft Rudolf de verzekeringskwestie van de schade op zich genomen.
In de brief van 6 februari 1941 bericht Rudolf Adelaar aan kerkbestuur Joodse Gemeente over premie van de glasverzekering. Zie de betreffende brief hieronder.
In januari 1943 – toen de meeste joodse inwoners van Deventer al waren gedeporteerd – waren er nog enkele families over die werkzaam waren voor de Joodsche Raad, afdeling Deventer, waaronder Rudolf Adelaar, die ging over vergunningen. Zo bemoeide hij zich met reisvergunningen voor bepaalde leerlingen, vermoedelijk buitenleerlingen die de vergunning nodig hadden om van hun dorp naar de Joodse School in Deventer te kunnen reizen: tenminste in de periode januari–juli 1942.
Zie de advertentie R. Adelaar reisvergunningen in het Joodsch Weekblad (9-1-1942).
Deze families zijn toen gedwongen om naar het joodse getto te verhuizen in Amsterdam. Ze kwamen terecht in de Transvaalstraat 120. Het gezin van zijn broer Eduard (1879-1943), die ook in Deventer woonde, werden hun buren daar (nr. 118).
Op 20 juni 1943 is het gezin Rudolf Adelaar aangekomen in Westerbork, ook zijn broer Eduard en gezin kwamen toen daar aan. Rudolf zat in Barak 57, vrouw en dochter in 67. Op 31-8-1943 is het gezin naar Auschwitz getransporteerd waar zij drie dagen later zijn vergast.
Etty Hillesum schrijft op 1 september in een brief aan de lerares Christine van Nooten in Deventer: ‘Van de Adelaren geeneen meer hier.’ (Nag. Geschr. p. 698) De familie van Eduard is dan al een paar maanden geleden naar het oosten gedeporteerd. Die van Rudolph was nog maar net weg.”. Twee dagen na het schrijven van de brief zijn Rudolph, Willy en Paultje al omgekomen.
In juni 1942 kreeg Karl een oproep om zich te melden voor een werkkamp. Hij en Emy zijn onmiddellijk ondergedoken bij het pas getrouwde echtpaar Gerhard en Riekie Somer- Sadelaar. Zij adviseerden Emy’s ouders om ook onder te duiken, maar die sloegen dat advies in de wind.
Loes werkte bij de joodse psychiatrische inrichting “Het Apeldoornse Bosch” in Apeldoorn. Woensdag 20 januari 1943 werd de inrichting door de bezetter ontruimd, maar de ontruiming was uitgelekt en de helft van het personeel wist te ontsnappen. Zo ook Loes. Na wat omzwervingen kon zij onderduiken in Enschede, Oldenzaalschestraat 448. Van daar uit heeft zij zelfs nog brieven kunnen uitwisselen met Emy.
De dochters van Emy, Malka en Dony, hebben alle documentatie van Emy nagelaten aan Lohamei haGita’ot, het Ghetto Fighters museum in Israël. Dit museum heeft een groot archief van de nalatenschap van Nederlandse oorlogsslachtoffers.