door Jan Schukkink
Tot haar deportatie woonde dit gezin aan de Bokkingshang 3 (nu nr. 7):
naam | geboren te | datum | overleden te | datum |
Arthur Bloch | Kempczowitz (Polen) | 27-01-1883 | Sobibor | 14-05-1943 |
Antoinette Bloch- Weiss | Ennigloh (Duitsland) | 03-10-1896 | Auschwitz | 19-02-1943 |
Berta Mirjam Bloch | Bünde (Duitsland) | 31-12-1925 | Auschwitz | 19-02-1943 |
Debora Rachel Sara Gertrud Bloch | Emden (Duitsland) | 07-10-1930 | Auschwitz | 19-02-1943 |
Arthur Bloch werd op 27 januari 1883 geboren in Kempczowitz, toen gelegen in Pruisen. Zijn ouders waren Jacob Bloch en Marie Bloch.
Na de Eerste Wereldoorlog kwam deze stad te liggen in Polen. Voor Joodse families was dit niet gunstig, pogroms dreigden.
Arthur trok weg en kwam via Emden in Noord Duitsland terecht in Bünde, in de buurt van Osnabrück.
Daar leerde hij Antoinette Weiss kennen. Zij was geboren op 3 oktober 1896 in Ennigloh, een plaatsje in de buurt van Bünde.
Zij trouwden in maart 1925 en kregen twee dochters: Berta, geboren op 31 december 1925, Gertrud zag het levenslicht op 7 oktober 1930. De foto's van Arthur en Antoinette zijn van 1940 en stonden op hun verblijfsvergunning.
Antoinette was het oudste kind in het gezin Weiss; na haar werden Egon(1898) en Ida (1902) geboren. Op de foto rechts het gezin van Arthur en Antoinette Bloch met de vader en moeder van Antoinette: Abraham en Frouwktje Weiss- Duitscher (bron Joods Monument).
De schoonvader van Arthur, Abraham Weiss, had een winkel in allerhande manufacturen. Arthur ging met deze textielproducten langs de deur. Door hard werken wist het gezin het hoofd amper boven water te houden. In de loop van de dertiger jaren werd het leven voor joodse families in Bünde echter steeds moeilijker. Het nationaalsocialisme drukte na 1933 een steeds grotere stempel op het dagelijks leven.
De zusjes waren levenslustig en leergierig. Dit nam niet weg dat ze in het voorjaar van 1938 werden verwijderd van de lagere school. Een half jaar later volgde de kristalnacht die niet aan Bünde voorbij ging. Een vriendinnetje van Berta heeft later opgetekend hoe ingrijpend deze liefdeloze beslissingen zijn geweest voor de beide zusjes.
Abraham Weiss had zijn winkel in Bünde in 1937 verkocht en was met zijn Nederlandse vrouw Froukje vertrokken naar Hannover. Enkele jaren later emigreerden zij naar Apeldoorn. Abraham Weiss werd op 25 januari 1943 in Auschwitz vermoord. Zijn tweede vrouw, de in Nederlandse geboren Froukje werd op 12 februari 1943 vermoord.
Ida, de zuster van Antoinette, vertrok met haar man Max Spiegel en beide kinderen in 1938 naar de Verenigde Staten. Haar broer Egon verliet in 1939 Duitsland en vestigde zich in 1939 in Deventer. Hij kwam uiteindelijk ook in de Verenigde Staten terecht.
Johanna Spiegel, een zuster van Max Spiegel, woonde in het begin van de bezettingsjaren ook enige tijd in Deventer. Johanna overleefde Theresienstadt.
Arthur Bloch probeerde in de loop van de dertiger jaren zijn lot een wending in de goede richting te geven door een handel in visproducten op te zetten, maar dit kwam niet van de grond.
In maart 1939 arriveerde Arthur met vrouw en beide dochters in Deventer. Ze werden er opgevangen door het gezin de Leeuw op de Hoven. Het gezin kreeg een vluchtelingenstatus en raakte aangewezen op de hulp van het comité voor Joodse vluchtelingen. Ze vonden onderdak in de Bokkingshang 3, nu nummer 7, eigendom van het bestuur van de Joodse gemeente. Hier woonden meer ontheemde Joden die een toevlucht hadden gezocht in Deventer. Een poging om de VS te bereiken mislukte uiteindelijk. Arthur had alles op alles gezet om zijn doel te bereiken. De kaartjes waren gekocht en de boot zou vertrekken op 12 mei 1940. De Duitse bezetting haalde een streep door de rekening. Ook een latere poging, eind 1941, om de Atlantische Oceaan over te steken strandde.
Het net rondom Joodse families begon zich te sluiten. Ook in Deventer werden Joden verwijderd uit het openbaar onderwijs, zowel als leerkracht als leerling.
In september 1941 ging Gertrud naar de joodse school aan de Assenstraat. Voor Berta was extra hulp nodig vanwege haar gezondheid die achteruit ging. In augustus 1942 werd Arthur tewerkgesteld in werkkamp Lievelde. Dit kamp werd in oktober 1942 opgeheven.
In september 1942 werd ter gelegenheid van het joods nieuwjaar een foto gemaakt van Joodse kinderen op het binnenplein van de synagoge aan de Roggestraat waar nu het Etty Hillesum Centrum is gevestigd. Gertrud staat op het midden van de foto.
Een maand later werden Antoinette Bloch – Weiss en Berta en Gertrud naar Westerbork gebracht. Dit was onderdeel van een duivels plan van de nazi’s waarin werd aangekondigd dat in Westerbork de tewerkgestelde mannen weer herenigd zouden worden met hun gezinnen.
Het is niet helemaal duidelijk waar Arthur in deze periode verbleef, maar Antoinette en Berta en Gertrud arriveerden op 6 oktober 1942 in Westerbork en werden op 16 februari 1943 naar Auschwitz getransporteerd waar ze bij aankomst zijn vergast.
Arthur is volgens de gegevens van Westerbork daar op 6 mei 1943 aangekomen. Nog geen week later werd zijn leven beëindigd in Sobibor. Het is aannemelijk dat hij zijn vrouw en kinderen na augustus 1942 niet meer heeft gezien.
De zus van Antoinette, Ida, woonde met haar gezin gedurende de oorlogsjaren in de Verenigde Staten. Een zoon van Ida, Alfred Spiegel, heeft Bünde na de oorlog verschillende keren bezocht. Hij was aanwezig bij het leggen van struikelstenen voor de familie Bloch in Bünde in 2011.
De broer van Antoinette, Egon, vluchtte naar Nederland, emigreerde na de oorlog naar de Verenigde Staten en overleed er in de zeventiger jaren. Zijn eerste vrouw Eveline en zoon Manfred zijn bij een poging naar Zwitserland te vluchten in 1942 gepakt en vermoord in Auschwitz. Zoon Siegbert overleefde Buchenwald, vestigde zich in Nederland en overleed in 1994. Zijn zoon Manfred was aanwezig bij het leggen van een struikelsteen in Bünde voor zijn vader Siegbert, zijn grootmoeder Eveline en zijn oom Manfred.
© Jan Schukkink/Etty Hillesum Centrum