door Betty Philip
Tot hun deportatie woonde dit gezin aan de Roggestraat 20:
naam | geboren te | datum | overleden te | datum |
Mozes Urbach | Deventer | 14-10-1882 | Auschwitz | 12-10-1942 |
Mathilde Urbach- Lautmann | Abterode, Duitsland | 17-04-1881 | Auschwitz | 12-10-1942 |
Sigfried Urbach | Deventer | 13-10-1914 | Schöppinitz | 28-02-1943 |
Mietje Urbach- Roozendaal | Enschede | 09-03-1854 | Westerbork | 26-04-1943 |
Op dit adres woonde het gezin van Mozes Urbach, zijn vrouw Mathilde Lautmann, hun zoon Sigfried en de moeder van Mozes, Mietje Urbach-Roozendaal.
Mozes Urbach is geboren in Deventer in 1882 als zoon van Samson Urbach en Mietje Roozendaal. Zij kregen 6 kinderen, waarvan Mozes de tweede was. Samson Urbach was koopman in kippen.
Mozes is getrouwd met Mathilde Lautmann, geboren in 1881 in Abterode, Duitsland. Zij kregen in 1921 in Deventer een zoon, Julius, maar die werd maar 9 maanden oud. In 1914 is hun tweede zoon Sigfried geboren.
Alle zonen van Samson Urbach, waaronder dus ook Mozes, zijn hun vader opgevolgd in de kippenhandel.
Mozes had in 1916 een winkel in de Roggestraat 12 waarin hij adverteerde met wild, hazen en fazanten. Op de foto links een advertentie uit 1916.
Vanaf 1930 had hij een kippenslachterij op de Bergsingel en in de Roggestraat 20 had hij een keurige winkel. De oude legkippen en de haantjes gingen naar de poelier. Het gezin woonde boven de winkel samen met de moeder van Mozes, de weduwe Mietje Urbach-Roozendaal. Op de foto rechts: kippenhandel op het Grote Kerkhof in Deventer op 21 september 1940.
In 1930 vroeg moeder Mietje Urbach een vergunning aan om drank te mogen verkopen in de Roggestraat 10.
In 1933 komen de zus met haar man en de broers van Mathilde Urbach-Lautmann als vluchtelingen als gevolg van het gevaar van Hitler uit Duitsland ook in Deventer wonen.
Mozes had vanaf 1933 minder inkomen. Hij had moeite met het betalen van zijn aanslag voor de joodse gemeente Deventer.
In verband hiermee schreef Mozes een brief aan Joodse Gemeente in 1933, zie de brief links hiernaast.
Op 30 juni 1941 deed Mozes een aangifte bij de politie voor het ingooien van een spiegelruit van zijn winkel. Dat was de nacht dat ook de bij andere joodse winkels ruiten in waren gegooid en de synagoge door leden van de NSB werd vernield.
De winkel en de handel in kippen werd in september 1941 door de bezetters in beslag genomen waardoor Mozes zijn inkomen kwijtraakte.
Mozes moest in augustus 1942 naar werkkamp Wittenbrink in Hummelo. Zijn zoon Sigfried moest naar werkkamp Lievelde bij Lichtenvoorde.
Beiden werden begin oktober 1942 overgebracht naar kamp Westerbork waar ook zijn vrouw Mathilde in dezelfde periode heen moest. Oma Urbach bleef in het joodse ziekenhuisje op de Brink.
Sigfried ging na aankomst in Westerbork begin oktober 1942 gelijk op transport naar Auschwitz. Zijn ouders volgden hem een week later, op 9 oktober 1942 waar zij bij aankomst 3 dagen later werden vergast.
Sigfried kwam als dwangarbeider in Auschwitz terecht en bezweek bijna 5 maanden later, op 28 februari 1943 in Schöppinitz.
Oma Mietje Urbach-Roozendaal kwam op 13 april 1943 vanuit Deventer, waar het joodse ziekenhuisje was ontruimd, aan in Westerbork en overleed daar 13 dagen later, op 26 april 1943. Ze is daar gecremeerd.
Mozes Urbach had een zus Roza. Alleen van haar gezin hebben de kinderen, als enige van deze familie Urbach, de oorlog overleefd.
© Betty Philip/Etty Hillesum Centrum