door Lex Rutgers
Deze familie woonde tot hun deportatie aan de Graven 12 (nu Graven 11) en waren:
naam | geboren te | datum | overleden te | datum |
Aleida de Leeuw | Deventer | 23-06-1874 | Sobibor | 14-05-1943 |
Louis de Leeuw | Deventer | 18-03-1883 | Auschwitz | 22-10-1942 |
Maurits de Leeuw | Deventer | 18-09-1880 | Auschwitz | 01-02-1943 |
Hier woonden een aantal vrijgezelle broers en zussen van het gezin van Benjamin Hartog de Leeuw, geboren in Deventer in 1841, en getrouwd met Clara Catharina (Cato) Gelder, ook geboren in Deventer in 1840.
Benjamin en Cato kregen tussen 1869 en 1885 negen kinderen: Aleida (overleden toen ze 2 was), Hartog, Jacques, Aleida II, Alexander, Martha, Maurits, Louis en Isidore (overleden in haar eerste jaar).
Benjamin Hartog was de oprichter en eigenaar van de firma B.H. de Leeuw. Een firma met diverse activiteiten. Benjamin Hartog was koopman, meubelmaker, oliefabrikant en tevens makelaar/taxateur. Ook was hij actief betrokken bij de Joodse Gemeente.
In één advertentie worden niet alleen de activiteiten als taxateur/makelaar aangeboden, maar tegelijkertijd ook nieuwe meubels en spiegels aangeboden.
En daarnaast heeft Benjamin Hartog in 1906 een Fabrieks- en Handelsmerk aangevraagd voor “Linoleum- en Parketvloerwas” onder de naam B.H. de Leeuw en Zonen - dus aan veelheid van activiteiten geen gebrek. Deze vloerwas-activiteiten werden overigens geleid door de oudste zoon van Benjamin Hartog, genaamd Hartog, geboren in 1870, die tevens meubelmaker was.
Eerst was de firma gevestigd in de Nieuwstraat, later in de Papenstraat. Ook zat er een verkooplokaal van B.H. de Leeuw in de Assenstraat. Maar ook dit adres, toen Graven 12 (vòòr de omnummering van na de oorlog) wordt genoemd. Vanuit hier, het ouderlijk huis, werden de makelaars- en taxatieactiviteiten voortgezet.
Na het overlijden van Benjamin Hartog in 1914, zetten de kinderen de firma voort in een vennootschap onder de naam “B.H. de Leeuw en Zonen”. Het lijkt erop dat de firma goed liep. Zo is er een briefhoofd gevonden van de firma waarin ze “Leveranciers van H.M. de Koningin” genoemd worden - al is helaas niet bekend wàt er is geleverd.
Niet alle kinderen gaan in deze family business. Alexander was slager op de Noordenbergstraat, waar hij vooral schapen slachtte en daarnaast ook woonde.
Zoals gezegd werd Maurits, op dit adres het gezinshoofd. Hij woonde vanaf 1924 weer op dit adres. Zijn moeder was in 1922 reeds overleden. Bij Maurits woonde zijn broer Louis en zijn zussen Aleida en Martje. Maurits en Louis waren koopman en taxateur, Aleida en Martje handelden in goud en zilver. Louis stond al bekend als taxateur vanuit de Rielerweg waar hij daarvoor een tijd had gewoond, en waar zijn broer Jacques taxateur was en woonde met zijn gezin.
Aleida handelt vanuit het pand van de firma aan de Papenstraat in Goud en Zilver. Op de foto rechts een advertentie van haar in 1925.
De vier broers en zussen die hier woonden bleven vrijgezel en woonden hier altijd met elkaar. Er is een leuke anekdote gevonden over de dames De Leeuw uit 1931, toen zij beiden in de 50 waren. Aan de Nieuwe Markt stond het Stedelijk. Aleida en Martje worden beschreven in het afscheidsboek van de rector van de school uit 1971: “11-2-1931: de dames de Leeuw (Gravenstraat) beklaagden zich hevig over overlast (inkijken, plagen) van de jongens van het gymnasium. Onder andere hadden drie jongens op zaterdag aan het spionnetje gemorreld, naar binnen gekeken en op de dames gewezen. Overlast bestaat als sinds september zeggen de dames. Uiteindelijk bleken er 5 jongens bij betrokken te zijn, waarvan er twee 2 middagen moesten nablijven en de anderen 1 middag”.
In de jaren 30 is er een langdurige economische crisis en begint er ook een stroom Joodse vluchtelingen op gang te komen die uit Oost- en Centraal Europa naar het Westen vlucht. De familie De Leeuw, doet in 1936 een bijdrage aan het Comité Joodse Vluchtelingen Deventer ten bate van hulp. In 1939 waren de inkomsten van de firma al flink achteruitgegaan.
Martje overlijdt in 1939 (grafsteen links) op 61-jarige leeftijd. Zij wordt, net als haar ouders, begraven op de Joodse begraafplaats in Deventer.
In datzelfde jaar doet Aleida nog een verzoek om een graf te reserveren naast dat van wijlen haar zuster - iets waartegen het Joods bestuur van de synagoge geen bezwaar heeft. In november van dat jaar plaatst de familie een grafsteen voor Martje. Dan breekt de oorlog uit, en wordt het voor de familie De Leeuw, zoals voor alle Joodse families, moeilijker en moeilijker. In 1940 lijkt dit in beginsel nog beperkt, maar in 1941 verandert dit met meer en meer zaken in het gewone dagelijkse leven die voor Joden niet meer toegestaan zijn. Na de februaristaking in 1941 vraagt de Deventer politiecommissaris of de familie joodse inwoners van Amsterdam onderdak hebben geboden, wat Maurits in een brief namens het gezin ontkent.
Later in 1942 zijn Maurits en Aleida op een lijst van ‘Gesperrte’ geplaatst. Dit waren mensen die een voorlopige vrijstelling van deportatie kregen. Hiervoor kregen ze een speciaal stempel bij de Raad: een zogeheten ”Sperr-stempel”.
In augustus 1942 moest Louis naar werkkamp Hummelo (De Wittebrink). De werkzaamheden bestonden waarschijnlijk uit het kappen van bomen, het uitgraven van stobben en het egaliseren van gronden en het bouwen van een hoge uitkijktoren. In de nacht van 2 op 3 oktober 1942 moesten de joodse dwangarbeiders van dat kamp onder bewaking te voet naar Hummelo. Waarschijnlijk zijn zij vervolgens met het trammetje van Laag-Keppel naar Dieren gegaan en vandaar naar Arnhem. Louis is uiteindelijk terechtgekomen in Monowitz en daar op 22 oktober 1942 gestorven, 59 jaar oud.
Op 15-1-1943 is Maurits naar Kamp Westerbork gebracht. Aleida verbleef toen op de Sandrasteeg 5. Dat was na december 1942 ook een verzameladres voor meerdere joden die niet meer in hun eigen huis mochten verblijven. Maurits werd op 29 januari vanuit Westerbork op transport gezet en op 1 februari 1943 vermoord in Auschwitz, 62 jaar oud. Aleida werd op 1-4-1943 van de Sandrasteeg naar kamp Vught gestuurd. Van daar kwam ze op 8-5 aan in Westerbork en ging op 11-5-1943 naar Sobibor. Op 14 mei 1943 wordt Aleida de Leeuw vermoord in Sobibor, 68 jaar oud.
Een buurmeisje, dat in de Tweede Wereldoorlog op Graven 3 woonde, heeft verteld dat de broers De Leeuw regelmatig in hun stoelen voor hun raam zaten en dan naar haar zwaaiden. Ze vond het aardige mensen. Zij heeft uit haar raam gezien dat meerdere leden van de familie De Leeuw samen met een aantal anderen uit hun huis vertrok. Mogelijk heeft ze Maurits en Aleida gezien die naar de Sandrasteeg vertrokken omdat ze niet meer in dit huis mochten wonen. De firma B.H. de Leeuw en zonen werd geliquideerd tijdens de oorlog; een zogenaamde administratieve beëindiging van de bedrijven door een NSB/Duitse liquidator.
Van de familie De Leeuw heeft alleen broer Hartog, op de foto links met zijn kleindochter, de oorlog overleefd. Hij is in 1947 overleden.
Broer Alex is eveneens in Auschwitz vermoord, in 1943.
Broer Jacques overleed in 1944 terwijl hij zat ondergedoken in Groenlo. Hij is daar in het ziekenhuis geopereerd, maar is kort daarna overleden. Hij werd daar in een tuin begraven. In 1946 is hij in Deventer volgens de Joodse riten herbegraven, waar zijn weduwe bij was.
In dit pand werd later een lokale familie gehuisvest. De vader was een medewerker van de spoorwegen die uit hun eigen huis (het spoorwachtershuis) op de Worp gezet waren in verband met het risico op bombardementen. De dochter heeft verteld dat toen ze hier woonden ze nooit de zolder op mocht, waar een kamer op slot zat omdat daar spullen stonden. Bij een bombardement op 28 oktober 1944 door de geallieerden om de spoorbrug te vernietigen werd ook flinke schade aangericht aan de omgeving. De latere bewoners hebben ter nagedachtenis aan de vier broers en zussen De Leeuw die hier in 1939 woonden een tegelmonumentje aangebracht, ter nagedachtenis aan de familie.
© Lex Rutgers (EHC)